Een voorstelling maken over iemand die niet meer is, maar wel er echt ooit was, is een brutale uitdaging. D’r is vaak al veel over iemand is geschreven van gortdroog tot informatief dat ik niet anders kan dan uit al die bronnen die krentjes te pikken die mij raken en ze zo tot een nieuw verhaal maak. Zo was ik gefascineerd door de bijna kinderlijke redenaties van Peter de Grote en werd Pjotr ergens beschreven als een kruising tussen Alice in Wonderland en Richard III.
Nu ben ik me aan het verdiepen in Vincent van Gogh. En ja, ik heb wikipedia geraadpleegd, kunstboeken doorgebladerd, maar niets bereidde me voor op wat er gebeurde toen ik zijn brieven aan Theo ging lezen. De woorden van de man zelf, die in een andere brief zegt:
Gij (Theo) zegt ‘ik begrijp je niet’. Nu dat geloof ik graag, want schrijven is eigenlijk maar een beroerd middel om elkaar dingen begrijpelijk te maken.
Maar toch, hij kon zich messcherp en bloedeerlijk uitdrukken, zoals hij de verf op “het doek opdonderde” zo kladde hij ook zijn emoties op papier. Het volgende fragment trof me diep.
(Belangrijk om te weten is dat hij bij Anton Mauve in de leer was, en Hermanus Gijsberthus Tersteeg (T.) een andere mentor was.
Eindelijk zei hij: ‘gij hebt een venijnig karakter’. Toen draaide ik mij om, het was in de duinen, en ik ben alleen naar huis gewandeld. Mauve neemt het mij kwalijk, dat ik gezegd heb ‘ik ben artist’ – ’t welk ik niet terugneem, omdat het vanzelf spreekt dat dat woord in zich sluit de beteekenis van: altijd zoeken, zonder ooit volmaakt te vinden. Het is juist het tegenovergestelde van te zeggen ‘ik weet het al, ik heb het al gevonden’.Dat woord beteekent voor zoover ik weet: ‘ik zoek, ik jaag er naar, ik ben er met mijn hart bij’.Ik heb toch ooren aan het hoofd Theo, als iemand zegt: ‘gij hebt een venijnig karakter’, wat moet ik dan doen? Ik keerde mij om en ging alleen terug, maar met veel droefheid in het hart, dat Mauve mij dat heeft durven zeggen. Ik zal hem niet vragen mij zulks te verklaren, ik zal mij niet verontschuldigen evenmin. En toch – en toch – en toch -!Als ik over een jaar of ik weet niet hoe lang of hoe kort, die Geest of een andere straat zoo teeken als ik ’t zie, met die figuren van oude wijven, arbeiders, meiden, dan zal T. etc. heel lief zijn. Maar dan krijgen ze mijn ‘donder op’, en ik zal zeggen: ge hebt mij in den steek gelaten toen ik in de moeite zat, vriend, ik ken u niet, ga weg, ge staat mij in ’t licht. Och heer, waarom zou ik bang zijn, wat kan mij ’t ‘onbehagelijk’, ‘onverkoopbaar’ van Tersteeg schelen? Als ik eens moedeloos ben, dan kijk ik naar Les bêcheurs van Millet, en le Banc des pauvres van de Groux, en dan wordt T. zoo klein, zoo niets, en al die praatjes zoo armzalig, dat ik weer in mijn humeur raak en mijn pijp aansteek, en weer aan ’t teekenen ga.
Volharding, en een noodzaak die compleet verwrongen is met wie hij is. Ik vind het hartverscheurend. Omdat hij gelijk had. Ik heb – nieuwsgierig als altijd – Tersteeg gegoogled en niets van zijn werk gevonden (en nee Google is geen maatstaf voor hoe groot je bent, maar wel een indicatie of je onderdeel bent van een tijd), Tersteeg wordt alleen genoemd in relatie tot Van Gogh. Mauve, daar is meer over bekend. Zie zijn zelfportret. En ik heb beeldtenissen van de schilderijen die Vincent aanhaalt ook even opgezocht. Geheel in zijn honger naar beter worden heeft Vincent een eigen versie van Les Becheurs gemaakt.