Erna

Ze liep met hem mee naar boven
Ze kon het bijna niet geloven
Tot ze zich verstapte op een losse tree
Met haar knie tegen de trap aan kletterde
Blauwe plek nummer twee
Oh sorry zei hij dat had ik even moeten zeggen
Maar nu weet je het
Dat was zo.
Hij pakte haar hand
ging haar voor de slaapkamer in.
Alles wit.
Misschien ook omdat hij een lamp aandeed waar ze net in keek
Ze knipperde.
Hij trok z’n sokken uit.
Ze vroeg zich af welke bedkant het dichtst bij de muur stond
Hij zag dat
Hij staat precies in het midden zei hij
Pakte haar hand.
Ze twijfelde
Niet om nu.
Om dat erna.
Dat erna dat er nog niet was, maar dat er onherroepelijk na zou komen.
Dàt erna
Er zijn ook mensen die Erna heten.
Dacht ze
Terwijl hij haar kuste
Er heten ook mensen Lente of Zomer. Heet er ook wel eens iemand Herfst? Het broertje van Lente heet Boris…
Hee zei hij.
Hee jij zei zij
Hee. Ik ben je muurtje.
Wat?
Ik zal je muurtje zijn
Erna moet maar even wachten,
was het laatste wat ze dacht.
aan het begin van deze onherroepelijke nacht.