Je sneed de nacht doormidden
Toen je voorzichtig in je spijkerbroek probeerde te stappen
Het was je riem
Die eerder nog aan je enkels was blijven hangen
Aan die ene kant van de nacht
Het gerinkel
Maar ook het donker
Op je schouders
Aan de rand van het bed.
Dat ik lichter probeerde te kussen
‘Je kan niet weggaan’ wilde ik zeggen
En ook
‘Ik heb een tandenborstel voor je gekocht’
En
‘Ga lieve jij, natuurlijk moet je gaan.’
Want
‘Het is niet weg, het is geen weggaan als je zo dichtbij me bent’
Dat wilde ik zeggen.
Ik dacht het
Heel zacht
Misschien dat je het hoorde
In de stilte aan de andere kant van de nacht.