#3 Weheg

#3 spelen met het woordje weg

Haast. En de oppas is laat. Ik rommel door de te kleine pennenetui waar mijn make-up in zit. Weet zeker dat dat ding er in. Ik kiep de etui om, en ja, het laatste wat eruit valt is de rode lippenstift. Blijkbaar zat hij vastgeplakt aan de bodem met een stukje kauwgom. Of ik denk dat het kauwgom is… Maar, wat zou het anders kunnen zijn… Spiegeltje erbij. Secuur stift ik mijn bovenste lip, dan wil ik aan de onderste beginnen.

“Wat doe je?” wil de jongste weten.

“Ik maak me op.”

“Hoezo?”

“Omdat ik uit ga.”

“Waaruit?”

“De deur uit… “

“…..?”

“Lieverdje, ik bedoel dat mamma vanavond weggaat.”

Trillipje. Hij balt zijn vingers tot vuistjes. Knijpt zijn knokkels wit. Zet zijn rechtervoet in de grond, dan zijn linker en slaat de lippenstift uit mijn hand. 

“Wat…?”

“JE”

Tranen

“MAHAG“

Hij vergeet adem te halen

“NIEHIET”

Zijn borstkastje gaat heftig op en neer

“WEHEGHEGGAHAAN!”

Hij stikt zowat in zijn tranen als hij met zijn vuistjes op me inbeukt. Hij is nog niet heel sterk, maar als hij vol in mijn linkerborst stompt schiet er een pijnscheut door me heen. 

“Maar ik kom toch terug?”

“NIEHIET! HET KOMT NOOIT MEER TERUG”

Hij slaat alle makeup van de tafel.

“Tuurlijk wel, lieverdje”

‘Niehiet”

Hij probeert tussen zijn hyper en ventilatie door te praten.

“Dat zei je ook toen met Tutje…”

“Tutje? Welk tutje? O, je speentje… Ja maar wat zei ik dan?”

“Je zei ‘nu gaan ze allemaal weg want je bent al een grote jongen…’ Ik ben helemaal geen grote jongen… kijk maar!”

Hij doet zijn ogen dicht. Zijn hoofd wordt eerst rood en dat wit. Het kruis van zijn pyjamabroek zakt door het gewicht langzaam naar beneden. In de broek op zijn enkels ligt een warme drol. 

We zijn er stil van. 

De deurbel gaat. Ik stil de jongste uit zijn broek weg van de poep, gooi een theedoek op een stoel en zet hem daar met zijn blote billen op.

De bel gaat nog een keer.

“Ben zo terug.”

Ik doe de deur open. In de spiegel zie ik dat mijn onderlip niet gestift is. Ik wrijf mijn lippen over elkaar en zeg zo nonchalant-charmant mogelijk: “Hallo”.

Mijn allereerste date in twee jaar wil ook iets van hoi of hallo zeggen, maar komt niet verder dan de h, omdat er een klodder poep zijn gezicht in klettert. 

Nou, dat wordt dus niet zoenen – denk ik. Of misschien zeg ik het hardop. 

Hij schudt in ieder geval zijn hoofd en draait zich om, op weg naar zijn auto. 

Precies op dat moment komt de oppas op haar fiets aangesjeesd. 

“Op zijn Tinderprofiel had hij geen sikje toch?”

“Euhm nee”

“Maar je gaat dus niet weg?”

Ik voel hoe het handje van de jongste de mijne pakt. Lief warm, denk ik. Tot ik voel hoe de poep ons aan elkaar zuigt. 

“Nee, ik ga niet weg.”