Categoriearchief: ’t Schaduwmeisje

uit: ’t Schaduwmeisje

Ergens – zoveel februari 19nog wat.

Hee mens,

met je pauwen-irissen en je wintermorgen-huid. Met je pukkels die je niet kan laten uit te knijpen omdat het ontsnappend pus je zo oplucht. Omdat het kratertjes worden waar je gedachtes zich in kunnen verstoppen. Of nog beter, waar ze kunnen verdwalen.
Hee mooi-weer-mevrouw met je lach voor een cent om je onverkoopbaar verdriet te slijten. Het wordt niet minder hoe goedlachs je jezelf ook uithangt.
Het wordt niet minder, het verdriet om wie je nooit zal kunnen zijn. Ook het verdriet niet dat de vorige zin er niet precies zo staat als hij in je hoofd zat. Het wordt niet minder, jouw pijn om nooit volmaakt te zijn. Het wordt niet minder.
Maar het zal bij je gaan horen, het zal steeds minder een gat zijn dat overal opduikt, een afgrond die zich te pas en te onpas voor je voeten werpt, steeds minder een zich van buiten naar binnen vretende buikpijn.
Dat tergend trage verdriet zal steeds meer een schaduw worden die jouniet volgt, maar die jij werpt. Die erger is als de zon schijnt en dichterbij je staat als het maar blijft regenen.
De rouw om elk beeld waar je nooit aan zal voldoen, die zal er zijn. Het zal nooit een jas worden waar je in wil schuilen, die je voor de kachel hangt als het niet meer gaat. Je zal hem nooit afleggen.
Ook niet als je sterft.
Maar die pijn zal nooit jij zijn.
Je zal nooit alleen die pijn zijn.
Je zal nooit alleen zijn.
Nooit alleen.
Alleen misschien soms heel even
voel je je verlaten door iedereen.
Maar dan ben ik bij je.
En anders ook.

Marit.

 

 

 

©EvaK.Mathijssen2016