Maandelijks archief: oktober 2013

Opnieuw beginnen… in de jaren ’70

Ik ben de dochter van een feministe en een pacifist. Ik heet nog net geen ‘Bloem’, heette wel bijna Lilith (de echte eerste vrouw van Adam, want ja zoals gezegd de dochter van een feministe, maar aangezien de te verwachten reactie in Brabant ‘Hoe?! Lilik?*’  zou zijn is die naam snel van het lijstje geschrapt. Ik heet dus Eva. Naar de moeder aller moeders. En Katherina. Naar de moeder van mijn moeder.

*Lelijk

En de feministe en de pacifist hadden thuis tussen wanden vol boeken een vreemdsoortig groot boek staan ‘Opnieuw beginnen’ met een eerste druk uit 1974. Mijn eerste ontmoeting met het boek bezorgde me rode oortjes dankzij de tekeningen van blote mensen die aan het metselen, schoffelen, zonnegroeten zijn – met jaren ’70 haargroei in all the obvious places. Het was blijkbaar erg warm in de jaren ’70 – was mijn conclusie. Wat later omdat er praktische tekeningen van kleren in stonden zodat ik met mijn minimale handvaardigheid menig carnavals- of toneelkostuum zelf in elkaar kon zetten.  En dus toen het boek op de wegdoe stapel van mijn ouders lag (minimalisme is het nieuwe pacifisme, want het brengt vrede in het hoofd) kon ik het niet laten om het mee te nemen. En wat later,  toen deze moeder aller moeders die de naam draagt van haar moeders moeder die zelf moeder werd op de geboortedag van de moeder van haar moeder – kunt u het nog volgen? – het op zomaar een dag allemaal boven haar hoofd steeg,  besloot ze het eens te lezen, want je bent nooit te oud om opnieuw te beginnen toch?
Het boek begint met:
opnieuw beginnen
1974. Tja. Times they aren’t a changing that much. En een commune stichten is wel het laatste waar ik op zit te wachten. Alhoewel het nog steeds mijn droom is om een klein restaurant te beginnen dat bestaat uit één grote tafel waar iedereen aan kan schuiven, zoals ik ooit een keertje aanschoof in een Antwerps restautantje, waar ik heerlijk gegeten heb, maar nog smakelijkere gesprekken had.
In het boek staan machtige tekeningen om je eigen haard te bouwen, en ook je eigen broodoven. En stel je nou eens voor: het is winter, de tuin gehuld in een laag sneeuw. Met m’n geitenwollen sokken (want ja ik ben het kind van de jaren ’70, en de moeder van mijn vader  breide de beste geitenwollen sokken in de hele wereld. Maar misschien maakt me dat ook gewoon een Brabantse…) even in m’n laarzen piepen om door het sneeuw te knarsen en naar de gloeiende warmte van de broodoven achter in onze tuin toe te lopen en met een dampend, warm brood, als een pasgeboren baby’tje terug door de tuindeuren het huis in te lopen en met z’n allen  dat verse brood te breken… Maar ik moet nog een aanvraag indienen bij mijn lief voordat ik een cirkel van 3 meter (hoeveel?!!?) uit onze tuin kan opofferen.
En dan is er het hoofdstuk de keuken. Waar een lijst met keukengereedschappen instaan, waaronder een frituurpan… Ik ben persoonlijk ook erg blij met onze friturpan omdat er weinig lekkerder is dat verse, eigen gemaakte friet, maar in terug naar welke natuur gaan we als we wel gaan frituren? Maar dat terzijde. Er staat ook in ‘blijf hongerig’ en “ontspannen na het eten – als het kan toch minstens 10 minuten ontspannen voor weer aan de slag te gaan, men voelt over het algemeen zelf dat het nodig is. Doe het dan ook!’ En stiekem vind ik dat hele goede tips. Als ik ooit aan dat één-tafel-restaurant begin laat ik dat in tegeltjes kleien.
Maar wat me nu toch wel het meest fascineert is dat er ook in staat hoe je je eigen gist kan maken. En dat experiment wilde ik graag aan. Maar als ik aan de jaren zeventig denk dan denk ik ook aan zuurdesem en in mijn herinnering stond ook dat recept erin, maar helaas. Toch – voor de volledigheid zet ik hieronder ook dat experiment neer. Met het recept van Paul Hollywood, die gebruik maakt van een biologisch appeltje. Dat vinden ze de getekende naakten uit 1974 vast een goed plan. En stiekem ben ik allang blij dat er niet ook zo’n tekening van meneer Hollywood bij zijn uitleg staat…
Recept gist – uit Opnieuw beginnen
“Meng  1 theelepel honing met 1 eetepel olie, 2 snuifjes zout en 2 koppen water. Doe er net zoveel tarwemeel bij tot het mengsel niet meer aan de vingers blijft plakken. Maak er een bal van en laat drie dagen, bij een kamertemperatuur van 20°C rusten in een aarden nap. Deze afdekken met een linnen doek. Na drie dagen is de gist gerezen en zacht geworden en verspreidt een wijngeur. Kneed het deeg nogmaals met 2 eetlepels meel en laat 2 dagen rusten, waarna het gist gereed is voor verwerking in het brood.
NB: Ik ben misschien wel een kind uit de jaren ’70, maar heb van mijn ouders bij de uizet geen aarden nap gekregen…  Ik geloof wel dat ijzer met gist kan regeren, dus heb ik uit eindelijk gekozen om het in de aardenwerken onderschaal van mijn tagine te leggen. Ik heb gebruikt: 300 gr speltbloem, 300 ml water ongeveer,  honing van de imker, 1 eetlepel koolzaadolie -omdat dat zo heerlijk boterig smaakt. Dit alles heb ik weggezet in de ruimte met de constantste temperatuur. Ik denk dat ik mijn liefje als ’timer’ gebruik. zodra hij zegt ‘kom jij eens ruiken, het ruikt in mijn studio naar wijn’ dan weet ik dat het tijd is voor de volgende stap…

IMG_2734
Gist – dag 1

Recept zuurdesem – Paul Hollywood
Nodig: 1 biologische appel (Het is belangrijk om een biologische appel  te kiezen, (anders kan het zuurdesem kan niet fermenteren). Ik heb een appeltje van onze eigen boom gebruikt. 1000 gr tarwe van sterke kwaliteit, 360 ml lauwwarm water (2 delen kokend water met 1 deel koud water)
Fase 1 . Meng 500 g van de bloem met de geraspte appel (niet het klokhuis mee raspen) en water . Doe deze in een luchtdichte container en markeer het niveau aan de buitenkant  van de container ( zodat u kunt zien of de mix is gestegen ) Kan makkelijk met een elastiekje . Dek af en laat 3 dagen gisten .
Fase 2 . Na de 3e dag zal de mix zoet  ruiken, en een beetje ruiken als cider . Het zal een beetje donkerder van kleur zijn en het zal zijn  gegroeid , en ook een aantal bubbels hebben gevormd. Controleer het peil ten opzichte van de markering die u maakte aan de buitenkant om te zien hoeveel het is gegroeid . Gooi de helft van het mengsel en voeg nog eens 250 gram bloem toe  en 170ml water (dit heet ‘ voeden) . Meng grondig in de kom . Doe terug in de container en laat nog 2 dagen staan.
Fase 3 . Er moet nu volop activiteit in het deeg zijn, dus veel kleine belletjes . Als er niets gebeurt controleer dan de zijkant van de container – u zult in staat zijn om te zien of het deeg is gestegen en misschien weer gedaald door de vegen aan de zijkant . Als het is gestegen en gedaald , dan is het actief . Als je zuurdesem actief is , maar is ingeklonken en een vloeibare laag heeft gevormd op de top, dan is het eigenlijk overactief . Roer er wat meer bloem om het terug tot een dikke consistentie te krijgen en laat het extra een dag rusten . Het moet de dikke , bruisend textuur hebben. Als er geen teken van stijgende op de container , en geen bellen , laat het deeg nog een paar dagen staan.
Zodra uw zuurdesemstarter actief is , gooi de helft ervan weg, net als eerder , en meng er weer 250g bloem en genoeg water om het terug te keren naar de consistentie van de eerste dag (een zeer nat deeg). Laat het nu 24 uur staan. Als het desem begint te borrelen binnen deze tijd , dan is het klaar voor gebruik . Idealiter , als je het gaat gebruiken, moet het desem dik en bruisend zijn. Als je het schudt , moet het wiebelen als een gelei , zonder meteen in te klinken. Wanneer je een lepel erdoorheen roert  moet het als een dik beslag voelen . Als uw zuurdesem niet borrelt , voer het weer , net als in fase twee , en laat het nog 2 dagen staan.
Als u regelmatig gebruik maakt van de zuurdesem, dan kunt u het op kamertemperatuur laten staan , en  het minstens om de 3 dagen voeden en ook wanneer u er wat van gebruikt heeft om brood mee te maken. Roer  er gewoon genoeg bloem en water door om het terug te krijgen naar de consistentie van een zeer nat deeg. Let wel: voor elk recept heb je  500g zuurdesem nodig. Laat het rusten totdat het de dikke , bruisend, geleiachtige fase bereikt . Gebruikt u het zuurdesem minder vaak, zeg eens per maand, bewaar het dan bedekt in de koelkast. Dit vertraagt de activiteit, maar zorgt ook dat het zo goed als voor altijd houdbaar is. Maar voor je het gebruikt wel eerst op kamertemperatuur laten komen. Lijkt het zuurdesem inactief te zijn, voer het dan weer bloem en water, want de bacteriën moeten leven…

IMG_2733
Zuurdesem – dag 1

En nu is het dus wachten. En misschien is dat de wijste les.  Je moet een iets (zeg een idee) gewoon elke dag een beetje voeden,  soms de helft wegdoen, maar na zeven dagen (plus-minus) is het er klaar voor… Om iets anders te worden, iets dat groter is dan het idee zelf…  Nooit gedacht dat ik nog iets van bacteriën zou leren…

Chutwel of chutney

Tuurlijk…
Waarom ook niet?!
Leg daar maar neer
Ligt ie heerlijk.
De pruimenchutney die al meer dan een maand op een koele donkere plek heeft staan smaak ontwikkelen.
De pruimenchutney waar ik meer dan een uur in heb staan roeren tot ie tot de juiste constistentie was ingekookt.
Natuurlijk valt juist die chutney net op onverklaarbare wijze op de grond.
Klabatsplesjprut
En heb ik hem eigenlijk wel aangeraakt?
Of zijn er duistere krachten in het spel?
Want de timing is duivels.
En op dat moment ontsnapt me “Houdt het dan nooit op!” waar Carice van Houten jaloers op zou zijn.
Cateren is koken met een deadline. En als schrijver eet ik deadlines voor lunch, maar al schrijvend kan er ook niet zoveel uit de lucht komen vallen. Ja, inspiratie heeft een reputatie om zijn ingeving als duivenkledders lukraak rond te spletschen en wie er voor openstaat pikt het idee op, maar daar zal je me nooit over horen foeteren.
In tegenstelling tot over de chutney die als een macabere misdaad op de grond ligt.
Daar zat ik niet op de te wachten
Niet nu
Nou ja nooit eigenlijk
Maar waarom is het altijd de chutney? Kan iemand me dat uitleggen?
Waarom niet gewoon een pot augurken? Koop ik gewoon een nieuwe?
Maar de charme van chutney is juist dat je hem moet koesteren en z’n gang moet laten gaan alvorens er van te genieten…
En ik kan nou niet bepaald bevestigen dat ik zit te genieten, op m’n knieën, eerst met de voorzichtigheid van een Crime Scene Investigator om alle schreven op te rapen, daarna met keukenpapier die dikke klodders opvegen…
Zou het nog lekker smaken? Zou ik het proe-
Maar dan valt m’n oog op nog een stukje glas en is mijn nieuwsgierigheid meteen gestild.
Alles voor de prullenbak, geen uitzonderingen.
En al boenend vraag ik me toch af hoe het kan dat als een potje rechts uit een kastje valt dat er dan tot in de bijkeuken op 1,5 meter hoogte nog steeds rode prut zit.
Ik kan maar beter een poetsdoek adopteren, want ik voel aan m’n water dat ik de komende dagen op de meest rare plaatsen nog sporen van deze ellende ga aantreffen.
O ja daar gaan we al, ik wil het krukje oppakken en ik pak in prutney –  ik kan op dit moment geen betere naam voor mijn pruimenchutney bedenken… – Hoe komt de prutney aan de onderkant van een krukje terecht? Hoe? Hoe?
Als ik een tv-serie was zou er dan nu Dexter door de tuindeuren binnen komen lopen en me heel bloed-spetter-deskundig uitleggen hoe het zit met snelheid en spatkracht, om me daarna met mijn superscherpe messen te fileren omdat ik schuldig ben aan de nodeloze moord op de  prutney.
En gelijk heeft ie.
Als ie me daarna dan maar lekker in een stoofschotel verwerkt, zo eentje die 2-3 uur op moet staan.
En dan val ik daarna op onverklaarbare wijze uit zijn kastje.
En dan eens zien hoe hij dàt oplost.  Want zelfs Dexter heeft zijn keuken niet in plastic gehuld. En dat wil toch iets zeggen.
Maar alle gekheid op de grond – want op een stokje blijft hij als ik in de buurt ben waarschijnlijk ook niet zitten – ik begrijp goed waarom de HACCP stelt dat een keuken uit zoveel mogelijk gladde (lees goed afneembare) oppervlakten moet bestaan.
Blijkbaar valt er in elke keuken wel eens onverklaarbare chutney uit de kast.
Dat dat dan een geruststelling moet zijn.
Maar zuur is het.
Maar dat is ook niet zo gek, aangezien er een halve liter azijn in de pot pruimenchutney zit.
Zucht
Zat.

IMG_2545

Open brief aan alle gemeentes

IMG_2514Beste gemeentes van Nederland,

Stel het is, laten we zeggen, 1950 en u bent gemeente raadslid in maakt-niet-uit-welke gemeente en er komt een tuinontwerper langs zodat u zijn ontwerp kan goedkeuren. En in dat ontwerp staan aan aantal kastanjes gepland. En natuurlijk vraagt u ‘welke? De tamme of de paarden’ en dan zegt die tuinontwerper ‘o ik dacht aan de paardenkastanje’ en toen zei u ‘prima’. En dat snap ik dus niet. Van de tamme kastanjes kunt u de kastanjes poffen, karameliseren, roosteren, tot jam maken, pureren, ze zijn heerlijk bij rode kool, pompoen, paddestoelen, u kunt er taart van bakken, soep uit maken, en vast nog veel meer. En wat kunt u met de paardenkastanje? Iemand vergiftigen. Ja en er poppetjes van maken, maar dat kan van de tamme versie ook. Dus gemeente-raadslid: u had ooit de keus, en waarom – kunt u mij dat alstublieft uitleggen – waarom koos u 9 op de 10 keer voor de oneetbare – dodelijke variant?

Ik begon met stellen dat het 1950 was, omdat ik me niet voor kan stellen dat iemand die de oorlog heeft overleefd – en als hij boven de rivieren woonde zelfs de hongerwinter heeft doorstaan – dat als hij zo’n keus heeft niet terug denkt aan de bittere smaak van honger en/of bloembollen en dus besloot vooruit te denken aan de toekomst. Een boom planten is niet zoiets als een CD downloaden, dat is niet iets stante pede. Dat is lange-termijn-denken: regeren is vooruit zien, toch? Dus waarom zo kort na de oorlog niet vooruit gezien naar parken met fruitbomen, walnoten, hazelaars…?

Want om esthetisch oogpunt hoeft u het ook niet te laten, er is weinig zo mooi als in bloesemende  fruitbomen. Zo hebben we onder ons voorraam twee amandelboompjes geplant, waar prachtige dieproze bloesem aanbloeit en die bloesem trekt niet alleen bijen aan (hopla, zomaar nog een voordeel) maar ook de glinsterende blik van mensen die ineens snappen waarom Van Gogh ooit die bloesem wilde schilderen. Dat had u uw gemeente ook kunnen gunnen – de ontroerende schoonheid die de belofte van vruchtbaarheid is. In uw lanen en uw perken. En op het doek van een nieuwe Van Gogh… “Wist u dat zus-en-zo dat-en-me-dat-schilderij met die appelbloesem geschilderd heeft in die-en-die (lees:uw) stad?” “O, echt? Nou dan moeten wij daar in de lente ook maar eens heen…”

Maar goed – stel het was 1950 (of elk jaar daarna) – waarom is er zo direct na de oorlog niet besloten om waar de mogelijkheid zich maar voordeed een stad of dorp (maar zeker een stad – die in de oorlog bij gebrek aan landbouwgrond het meest hebben afgezien) te wapenen tegen honger, en dus bij de keus tussen giftig of eetbaar (als ik dat al een keus kan noemen) altijd voor eetbaar te gaan. Dat als de nood aan de man is, en de honger gaten slaat in de standvastigheid van een bevolking, uw bewoners naar buiten kunnen gaan en zich hoop in kunnen eten aan de vruchten die u heeft laten planten?

En het is echt niet dat die paar appels of die paar handen vol noten per huishouden een gat gaan slaan in de landtuinbouw. – want dat is vermoedelijk het tegenargument – Sterker nog een handje vol hazelnoten, een sappige appel smaakt juist naar meer, en meer komt dan bij de tuinder vandaan.  En door op veel plaatsen eetbaar-groen aan te bieden dwingen we de tuinder om harder zijn best te doen, zich te onderscheiden in smaak, kwaliteit en ook dwingen we ze om biologisch te telen, omdat meer mensen zullen weten hoe een ‘echt’ appeltje smaakt.
Maar een stel fruitbomen kan  een straat of wijk samenbrengen, of misschien wel uw hele gemeente. Stelt u zich voor: het is zo eind september en in uw gemeentehuis staan de plukmanden klaar om opgehaald te worden door schoolklassen, die met z’n allen gaan plukken. Gezellig, leerzaam en lekker. Het fruit wordt deels opgesnoept door kinderen (uw tand- en huisartsen blij), er worden er appeltaartwedstrijden gehouden. En misschien maakt een iemand wel appelcompte voor de hele straat, of leert de oudere generatie de jongere de weldaad van het wecken. En ook  deelt u  etiketten uit, van die met een randje (waarin het logo van uw gemeente smaakvol in is verwerkt) zodat de hele winter door, elke keer als er een potje appelmoes, pruimencompote, kastanjejam open gaat en er een smakelijk gesmak klinkt, al die smikkelaars weten dat ze het aan de gemeente waar ze wonen, aan u, te danken hebben.

Het moet gezegd dat ik erg blij met de drie walnotenbomen in het parkje in onze woonwijk – waar ik terwijl mijn oudste met een vriendinnetje aan het spelen is als een puttertje door het gras rond heb gestruind en om af en toe een walnoot te rapen. Een tafereel zo fascinerend dat het al sneller leuker werd bevonden dan samen op de wip en aanstekelijk bleek voor kinderen om ons heen, binnen de kortste keren stonden we met z’n achten met onze blik naar beneden, of hoopvol naar boven gericht waarop een kindje riep ‘kom op wind, kietel die boom onder z’n taksels (zo heten de oksels van een boom weet ik sinds vanmiddag) zodat ie z’n noten loslaat!” waarop er een enorm gejuich opsteeg als de wind daadwerkelijk aan dat verzoek gehoor gaf. En die kinderen onder het bladerdak als jonge bomen wortels schoten van geluk.

Gunt u uw inwoners nou werkelijk de samenkomst om onder het bladerendak van een niet-giftige kastanje niet? Het zijn niet de wegen die een stad of dorp verbinden, de wegen – daar waar mensen langs en achter elkaar bewegen- zijn slechts de schakels tussen het groen, en dat groen is waar mensen samen komen. Eten verbindt. Mensen die elkaar niet kennen die aan dezelfde tafel zitten maken contact omdat ze iets gemeenschappelijks hebben, daarom houd ik er zo van. Omdat na de stilte van het genieten, de storm van het goede gesprek losbarst.

IMG_2515

Dit is een blog over een plant. Een groene plant. Een mooie plant…

IMG_2467
…Een welriekende plant
Een grote en gevoelige
Ja een nuttige plant
Het gaat over de Vanilla planifolia
Oftewel de vanille-orchidee

(EN ALLEMAAL:) Va – ni – ie ie ie je….

Ergens ooit, was er een moment. Een moment waarop een mens in Madagascar een peul van een rankende orchidee plukte en dacht ‘als ik die nou eens droog…’

Nee zo gaan die dingen niet… waarschijnlijk vond die mens in Madagascar die orchidee die zich een weg naar het zonlicht rankte zo mooi dat hij/zij de peulen plukte met het idee (tener, tener, tener) ze te planten in zijn eigen achter-hacienda, in de hoop de liefde te kunnen bedrijven onder de zoete lustopwekkende  geur van de bloemen. O – ja dat zal het zijn: pure geiligheid – vanille is niet voor niks een afrodisiacum… [en rode oortjes alert!! De naam Vanilla kan herleidt worden via het Spaanse woord “vainilla”, wat het verkleinwoordje voor “vaina” ( “schacht” of “peulschil”) is, dat zijn oorsprong vindt in het Latijnse woord  “vagina”]

Hatsee. Het zal dus wel een man geweest zijn die die peul geplukt heeft -een peul die wij een stokje noemen die eigenlijk botanisch gezien een bes is – en in z’n zak gestopt heeft en al geurend naar liefde thuiskwam en spontaan door zijn eega besprongen is waardoor hij vergat wat hij ook alweer had gedaan daar in het bos met de prachtig bloeiende klimplanten en de peul (die eigenlijk een bes is) in zijn zak droogde op tot een duister, bijna sprookjesachtig gedrocht. En toen zijn vrouw de was ging doen en zijn zakken doorzocht en dat mysterieuze ding vond en eraan rook – want dat doe je als je niet weet wat iets is – dacht ze ineens en zomaar aan liefde en zoetigheid en in vervoering raken en dus ging ze iets bakken met het diepzwarte ding. En de rest is geschiedenis.

Zoiets. Of iets heel anders. Maar het feit blijft dat iemand op een dag die peul – die eigenlijk een bes is – heeft geplukt – te vroeg. En heeft gedroogd en toen besloot ermee te koken door hem eerst open te snijden en leeg te schrapen (al zullen dat meerdere mensen geweest zijn. Was dat dan één familie, een dorp?) En niemand weet wie dat dan is of waren. Maar we genieten allemaal van hun erfenis.

Wat is en bijft is dat vanille lust opwekt. Niet alleen die ene lust, maar ook de lust om te leven. En de lust als in ‘ik lust nog wel iets…’ Want de liefde gaat ook door de maag… Vanille ruikt naar moeder of oma, want het ruikt naar cake. Vanille cake. Die waarschijnlijk met 4-hydroxy-3-methoxybenzaldehyde op smaak is gemaakt… Oftewel vanilline – de chemische variant. Die je bij de neus neemt en doet geloven dat wat je ruikt ook is wat je proeft. Wat niet zo is. Waar Coca Cola in 1985  achterkwam toen ze een nieuwe cola – die toepasselijk The New Coke heette – op de markt gingen brengen, met het synthetische goedje in plaats van de – ain’t nothing like the- real thing en zowat de hele  vanille-economie van Madagaskar deed instorten. Het gebruik van echte vanille liep met meer dan de helft terug, tot Coca Cola ’the new coke’ uit het assortiment en de vanille-markt zich weer herstelde. Nu weet u ook waarom zoveel mensen van Coca Cola houden…

En natuurlijk kunt u zo’n flesje uit de supermarkt halen met vanille-essence, wat niet meer wil zeggen dan dat het naar vanille ruikt. Niet eens proeft… Maar u kunt ook investeren in vanille stokjes. En koop ze met een grotere hoeveelheid op internet, dan zijn ze aanzienlijk goedkoper. Deel ze uit, of laat u erdoor in vervoering brengen en aan het bakken doen slaan (vanille-ijs, custard, koekjes, taart, deeg…) En wat kunt u er dan allemaal mee doen – behalve er aan ruiken, en die ene meneer of mevrouw die u ziet zitten er ook aan laten ruiken en dan hopen dat de natuur een kans krijgt…

U kunt een echt vanillestokje gebruiken in een groot scala aan smakelijks. En dat niet alleen, zoals de ware liefde onuitputtelijk is – zolang u er een beetje tijd en aandacht in stopt, zo is dat ook met de echte, ware vanille:

De gebruikte peul stopt u in een goed af te sluiten pot waar u witte basterdsuiker in heeft gedaan (gewone suiker kan ook, maar basterdsuiker is wat ‘natter’ en neemt de smaak dus extra goed op) en u schudt en u wacht en u heeft vanillesuiker. Uit een pot – en niet uit van die schamele gelige zakjes waar u bij elke keer gebruik een hap uit uw huishoudbudget neemt. De suiker vult u aan als u hem gebruikt en de peulen blijft u toevoegen. Oneindige cyclus van genieten.

Of:

U bewaart de peulen in een luchtdichte verpakking en als u er een aantal heeft dan giet u die fles wodka of lichte rum die al tijden in de kast staat, in een goed afsluitbare fles en doet de peulen erin. U schudt. U wacht. Een maand. En uw geduld wordt beloond. U heeft een hele fles vanille-extract. Als u het extract in warme gerechten gebruikt vervliegt de alcohol zodat iedereen ervan kan genieten. Gebruik per 200 ml, 1 peul.  Als u – om welke reden dan ook – niks met alcohol te maken wil hebben kunt u voor alcoholvrij vanille-extract ook eetbare glycerine gebruiken. En dan is de verhouding 1 vanille-peul op 55 gram eetbare glycerine. Ook weer een maand wachten, en hoe langer u wacht deste intenser de smaak.

En: u kunt ook een klein potje met zeezout vullen en daar het vanille-schraapsel uit één peul aan toevoegen. Goed schudden. En: u heeft vanillezout. Het gebruik van zout is heel normaal in zoete baksesl, het haalt de smaak ook van zoete gerechten op, en op deze manier heeft het scherpe, soms afstandelijke zout ineens een gastvrijer aroma.

En dan te bedenken dat het allemaal begon met het plukken van wat wij een stokje noemen, of een peul, die eigenlijk een bes is… En misschien is dat wel wat je proeft als je vanille eet – de zoete prikkeling van de nieuwsgierige mens…

 

 

 

 

Afvallig

Ik beken; ik ben afvallig.images

En het kon niet anders of kookgoeroe Jamie is ook weer ingehaakt, in de hype van het moment, de buzz, de gril zo u wil – die voor de verandering wel een nobel streven is. Meer met minder. Vooral minder afval. En ook, dat is de bedoeling, voor minder geld. Maar dan moet je wel eerst even geld uitgeven aan zijn boek. En het ding is: ik heb al zo’n boek in de kast liggen. ‘Economy gastronomy’. Het was een kookprogramma en dus had het ook een kookboek, omdat dat economischer is dan mee schrijven met de tv. Economischer aan hun kant van de rekening. Maar ik kocht het boek omdat ik de uitgangspunten boeiend vond: elke week een menu plannen, slim inkopen èn minder weggooien. En terecht: er wordt ontzettend veel weggegooid, met alle gevolgen van dien.

Maar ik moet bekennen: ik ben afvallig. En het is niet dat ik het niet geprobeerd heb.
Dat plannen, dat lukte nog wel. Maar goed dat was dan ook de logische gevolgtrekking uit de formule:
2 kinderen (waaronder 1 baby) + man die niet van koken houdt, maar wel van lekker eten
/ hardvochtige hekel om me vaker dan 1x per week in een supermarkt te bevinden + geen zin om om 16:30 zonder doel in de keuken te staan (tenzij het is om doelloos uit de koektrommel te putten)

Dus met dat plannen zat het wel snor. Behalve dan dat zij me gingen melden dat ik dan aan het begin van de week een hele zalm moest kopen (pardon? waar koop ik die? en belangrijker: wat als ik geen zalm lust?) en dat ik dan maandags, dinsdags, woensdags, donderdags en vrijdags zalm zou eten, en het zou me niks verbazen dat als er een toetjes-bijlage bij had gezeten er ook nog een recept in stond om voor in het weekend ijs van het gemalen mengsel van zalmgraten-meel te maken, waarvoor u dan wel eerst een speciaal beenderenmaalmasjientje moet aanschaffen…

Maar toch: minder weggooien – nobel streven – ik geef niet op. Dus met boek in de hand en mijn neus in de groentenla. Of is het groentela? Er liggen toch meer groenten in de la, of is het de la voor de groente. Enfin – als een gastronomisch detective ontleed ik mijn la, voor groentes, in de koelkast – die la. En daar vond ik een bosje krulpeterselie dat ik één, misschien wel twee weken eerder gratis bij een grote boel boodschappen kreeg. En eerlijk is eerlijk: ik ben niet zo van de krulpeterselie. Want van het bosje platte peterselie en munt die ik toen ook kreeg, samen met de 2 ansjovisjes die toch echt net te zout waren om nog bij de putanesca-saus te doen en die nog in een bakje in diezelfde koelkast alenig lagen te wezen heb ik salsa verde gemaakt, om eens lekker bij gekookte nieuwe aardappelen te doen… maar goed – daar stond ik dan met dat ene bosje krulpeterselie. En het krulde niet eens meer zo..

Ik heb het echt geprobeerd, ik legde het bosje peterselie dat zwaar gebukt ging onder een post-florale depressie op mijn snijplank en ik kon het niet, ik kon er niet mijn mes in zetten en gaan hakken om al die treurige verleptheid in de een of andere minestrone te doen. (waar dan ook drie soorten bonen in moesten die ik echt niet in mijn voorraad kast had staan, die ik dan weer op mijn boodschappenlijstje moest gaan zetten, samen met nog 31 andere ingrediënten die ik eerst in huis moest halen zodat ik voordeliger kon koken. Pardon? Dat is hetzelfde als steen maken van een soep. Ik bedoel, soep maken van een steen. Maar daarover een andere keer meer.) Dat is ook de reden waarom ik geen arts op de eerste hulp (of spoed eisende hulp) ben geworden: ik ontbeer de drive en het talent om onvoorwaardelijk op te lappen.

Misschien houd ik als afvallige een andere leer aan… Die van een hele kip kopen, en er twee dagen van eten, en natuurlijk bouillon trekken van het karkas, omdat ik dat mijn ouders had zien doen, zonder kookboek, omdat dat logisch was. En aan die  bouillon voeg ik  ook wel eens een elastisch worteltje, of buigzame bleekselderij toe – die eerste maakt de bouillon iets zoeter en wat dieper van smaak, de tweede wat pittiger. En die bouillon vries ik dan in. Voor het geval dat.
O en dat moet je vooral niet doen met een kip die je met citroen hebt gegaard – dat laat een bittertje, wat zeg ik, bitter achter die gaat overheersen.

En bruine bananen omdat beide kinderen ineens een appelkick hebben – kom maar door: die vries ik in, en daar maak ik dan een keer bananencake van  (daar heb je er 3 voor nodig) en die eten we op, of ie cake vries ik in, of ik gebruik de bevroren bananen in smoothies, of als ijsjes, uit de hand. Maar dat staat dan niet echt in dat boek, of er staat wel iets in, maar dat leest als dat je verse bananen moet kopen en er dan je best voor moet doen om ze tot de afzichtelijke maar o zo lekkere staat van zijn te krijgen. En enfin: ik raakte gefrustreerd van dat kookboek, werd constant geconfronteerd met mijn eigen falen, met mijn eigen tekort aan broodnodige spullen in mijn “pantry”. En met mijn eigen afval. Of nouja afval…? Ik heb al jaren geen vanillestokje meer weggegooid… en als ik voor de een of andere Mexicaanse salsa tomaten moet ontvellen en ontpitten dan maak ik van dat ‘afval’ chili-jam… Maar dat recept moet ik nog ontdekken in dat kookboek  – dat sowieso onoverzichtelijk is voor iets wat  pretenteert een overzichtelijke manier van koken te zijn.

Dus nu sta ik met dat boek in mijn handen voor de barbecue en ik vraag me af of mijn spareribs lekkerder gaan smaken als ze gerookt worden op een bedje van kooklust wegnemend kookboek? Want ik het niet over m’n hart verkrijgen om het boek weg te gooien. Maar als we meer doen met minder- kunnen we niet meer doen met minder kookboeken? Iemand?

En die peterselie, die saploos om het elastiekje onder de zwaartekracht gebukt ging en droge tranen huilde dat hij ook niet meer wilde – ik moet toch echt bekennen dat ik.. dat ik die krulpeterselie dus heb weggegooid…  In de compostbak – dat dan wel weer.