Categoriearchief: Geen categorie

zalm met amalfi-venkelsalade en augurk-jalapeno-sausje

zalm met een ‘amalfi-salade’ en augurk-jalapeno-sausje

Wat ik heb gebruikt: zalm, venkel, komkommer, sinaasappel, komkommer, augurken, jalapeno, whiskeysaus, dijonmosterd, olijfolie, vocht van een potje waar nog 2 kappertjes in zaten, wild venkelzaad, zout en peper.

Voor het sausje wilde ik het liefst kappertjes, maar die had ik niet in de koelkast… augurken gaan ook prima. Wat ik bij elkaar deed:

augurken  (of kappertjes dus)

jalopeno (hoeft niet mag wel)

dijon mosterd

whiskeysaus (ik maak mijn whiskeysaus zelf, en deze stond nog in de koelkast – mayonaise is ook lekker…)

en een beetje rasp van de sinaasappel (die je straks in de salade gaat gebruiken)

–> Klein hakken, mengen, klaar.

voor de salade:

venkel

(mini) komkommer

partjes van 1 sinaasappel (NB: eerst de schil raspen voor de saus en de zalm!!)

–> snijden mengen

voor de dressing:

sap van kappertjes bewaar ik; dat heeft een lekker zuur-zoute smaak, ideaal voor in een dressing; als je geen kappertjes-sap hebt: azijn én zout.

olijfolie

peper

—> 3 delen olie met 1 deel kappertjessap/azijn met zout mengen, op smaak maken met peper.

–> alles lekker door elkaar husselen

voor de zalm:

zalm

sinaasappelrasp

wild venkelzaad (gewoon venkelzaad is ook lekker, of dille toppen, of peterselie)

zout

peper

olijfolie

–> zalm inwrijven met de rasp, kruid, zout en peper.

–> pan warm laten worden, olie erin, zalm aan beide zijden bakken.

Familie Pindakaas

Ik schaam me een diep gat in de grond, want daar staan ze: pindakaas – hagelslag – becel. Op de ontbijttafel van een Nederlands gezin. In de ontbijtzaal van een hotel in Monte Estoril (nabij Lissabon), Portugal. Het buffet van het vier-sterren-hotel is heel erg uitgebreid, lekkere broodjes, croissantjes, cake, honing, jammetjes, uitgebakken spek, ei-variaties, fruit, allerlei soort ontbijtgranen, yoghurt, melk. Genereus en gastvrij gevulde tafels. Heerlijk. Vind ik. Maar zo niet de tafel voor me.
Want dan ben je Nederlandse en heb je een vakantie geboekt met je man, en je drie puber kinderen en pak je jullie zwemspullen, voor de zekerheid een extra afritsbroek, badlakens èn pindakaas, hagelslag en becel mee. Want stel je toch eens voor dat je een paar dagen, wat zeg ik, misschien wel twee weken, zonder pindakaas, hagelslag en becel zou moeten leven. Dat zou gelijk staan aan een langzame, en intens pijnlijke dood. Want iets anders eten dan je elke ochtend doet is een avontuur dat je niet aan wil gaan. Dat je niet aan kan gaan, omdat de gedachte alleen al je misselijk maat. En je wil ook absoluut niet dat je drie kinderen aan andere smaken gewend raken. Ben je gek? Het idee alleen al: voor je het weet willen ze hun horizon verbreden en komen ze met een buitenlander thuis. Of een zwerver. Met een accent. En dat is wel het laatste wat je als Hollandse vader en moeder wil.

En ik schaam me. Omdat ik aan de hotelmensen zie dat ze het niet gek vinden… Blijkbaar doen meer mensen dit. En met meer mensen bedoel ik Nederlanders… “Snel – Engels praten!” zeg ik tegen mijn lief. En terwijl we ons proberen te distantiëren realiseer ik me hoeveel moeite ze gedaan moeten hebben om de heilige pindakaas-hagelslag-becel-eenheid hier te krijgen. Iets met koeltasjes? In de handbagage? En mag zo’n pot pindakaas wel door de douane? En heeft ieder van hen dan een onderdeel meegenomen? En bijna wil ik het ze vragen, maar zegt m’n lief “espresso?” en antwoord ik “sim”.

En dan is er nog zoiets: De eerste ochtend keek ik na het ontwaken even op het balkon naar de zee, frisse zilte buitenlucht opsnuiven, genieten en wakker worden tegelijk. En toen zag ik ze liggen. De vier strandlakens, ieder op zijn eigen zonnebed. ‘zo die gaan lekker vroeg zwemmen’ dacht ik nog. Maar tijdens het ontbijt op het buitenterras zag ik nog steeds niemand in het zwembad, of op die zonnebedden…. Zo’n uur later – toen mijn gezin klaar was om naar zee te gaan – wierp ik een nieuwsgierige blik naar beneden. En okee, er waren wel mensen aan het zwemmen, maar die hoorden niet bij die bedden. Alle andere zonnebedden waren inmiddels vol. Met mensen, voornamelijk. Soms met een eenzaam in de wind wapperende novelle. Maar de vier vroeg behanddoekte bedjes bleven leeg…

Later die eerste dag wagen wij ook een plons in het zwembad. Opdrogen doen we hangend op een muurtje als hagedissen, want op alle bedden liggen handdoeken. Ik begin te vermoeden dat de handdoeken hier een eigen leven leiden. Die staan zelfstandig op uit de handdoeken-kast, breken uit het badmeesterhok als die even is afgeleid door vrouwelijk schoon en gaan lekker liggen waar ze willen liggen. Het moet wel, want mensen die bij die handdoeken horen zijn in geen velden of wegen te bekennen.

Om een uur of twee, als het te warm wordt, en wij ons klaarmaken voor de siesta, zie ik het pindakaas-gezin ineens op die zonnebedden liggen. D’r zal vanochtend wel iets tussen zijn gekomen…Misschien was de hagelslag op en hebben ze stad en strand afgezocht naar een nieuwe doos… om gedesillusioneerd, een beetje bang en ontheemd naar het hotel terug te keren… Vandaar dat ze nu ook niet gaan zwemmen, ze zijn te treurig… Dat zal het wel zijn… Hoop ik… Toch….

Maar nee. Het ritueel van de familie Pindakaas keert elke volgende dag terug. Elke dag voordat ik wakker ben, is de Nederlandse moeder of vader – maar ik verdenk de moeder – wakker geworden van de wekker, ik schat rond een uur of zeven. En naar het zwembad gegaan met hun vier badlakens. (Vier. Eén van de kinderen blijft binnen. Z’n of haar roes uitslapen.) Om daar elke dag -dezèlfde – stoelen te claimen en daarna weer naar bed te gaan. Met een voldaan gevoel. Net als onze kat die elke ochtend staat te mauwen bij de achterdeur, en zodra je die opendoet hetzelfde rondje loopt, om d’r geurspoor te sproeien, om dan weer bij de achterdeur te piepen dat ze naar binnen wil om op haar plekje op de bank te gaan liggen.

Alleen loopt onze kat een rondje door de tuin. Zij vliegt niet 1848 km heen en 1848 km terug om d’r ding te doen. Zij heeft niet 2000+ euro neergeteld om zich te verplaatsen. En oja, onze kat is een dier. Al kan ze soms heel menselijke dingen doen. Als nieuwsgierig zijn naar nieuwe smaken. Of is dat wel menselijk? Ik begin eraan te twijfelen. Maar onze kat is dan ook niet Nederlands, maar Cypers. Pindakaas en hagelslag, ze vindt het niet lekker. Maar – en dat moet gezegd; ze heeft het wel allebei geproefd. En dat is misschien wat die mensen scheidt van ons dier…

P.S. Wij hebben heerlijk gegeten in Cascais (en omstreken). Bij:
Massala – Indiaas restaurant – waanzinnig uitgebreide kaart en alles is lekker.
House of Wonders – die nu niet alleen een dakterras hebben, maar ook een vegetarisch (veganstisch) restaurant, met een ‘mezze’ idee. Dus voor een vast bedrag zo veel en vaak opscheppen als je wil – hoe Hollands wil je het hebben?
Aroma – die een andere kok en kaart hebben dan toen ik er de vorige keer was, maar met name de Koraanse gerechten zijn bijzonder lekker.
Bij de Palm Tree Pub is de kaart ook nogal uitgebreid, en niet alles even goed (lees: het meeste valt tegen en er zit geen enkele samenhang in wat ze aanbeiden), maar voor een mooi malse biefstuk is dat wel echt een goede plek.

Voor de zoete zaligheden:
Artisani – een over-overheerlijk ambachtelijke ijstent aan de boulevard. Super vers en puur. En een bolletje mag uit twee smaken bestaan… Wat een uitkomst is met al die heerlijke smaken (gember, citroentaart, gianduja, citroen-basilicum, aardbei, meloen – zijn een aantal aanraders)
Zenith – mooie pastelleria in een hotel, en je kan je taartje op het dakterras opsmikkelen.

Verschillig (met recept)

appelsap

Ik vind het zo zonde, als ik een appeltaart bak, dat er dan zo’n hele berg schillen overblijft, om die dan weg te gooien – ookal is het in de compost en kan ik daar later, letterlijk, de vruchten weer van plukken. Soms eet ik ze op. Met een beetje kaneel. Maar het kan ook anders:

– de schillen inkoken met suiker, kaneel, kruidnagel tot een hele dikke stroperige pap. Laten afkoelen. Daar de appels voor de appeltaart doormengen en het geheel op het deeg van de taart storten. Dan krijg je een appeltaart, met een karamelachtige appelstroop.

Vandaag was ik geen appeltaart aan het bakken, maar er moest 2 kilogram van die mooie rooie sterappels uit de tuin van mijn ouders geschild omdat ik kindvriendelijke appelchutney wilde maken voor de streekmarkt morgen, in Nieuw Sloten (m’n eerste keer, daarover morgen meer). Ik had me een berg schillen over. En toen heb ik het volgende gedaan;

Alles – schillen en klokhuizen – in een pan, water erbij, tot alles net onder staat. Kaneel erbij. Scheut honing* (dit moet je niet doen als je kinderen onder de 1 jaar hebt, neem dan een beetje suiker), citroenverbena blaadjes (die staan bij mij in de kruidentuin, maar je kan ook de rasp van een citroen nemen). Geraspte gember, ongeveer een eetlepel. Dit allemaal lekker laten pruttelen tot je een papje hebt dat als je het roert wel wat dik voelt, maar niet zo dik als appelmoes. Zeven en dat in een fles doen. Ik heb nu van de schillen van 2 kg appels meer dan een liter super lekkere appelsap. Roze dat wel. Maar de jongens vinden het heerlijk. En ik ook.

*het kan natuurlijk ook zonder honing, alleen blijft ie dan minder lang goed. Wat je kan doen is bijvoorbeeld een paar dadels of een pruim of een andere zoete vrucht meekoken, zodat het net de smaak van de appels optilt. En – eerlijk is eerlijk – kinderen het lekkerder vinden.

Eigenwijs

Iemand zei ooit tegen mij ‘volgens mij ben jij een jongensmoeder’ en ik had geen idee wat dat inhield, maar het klonk wel goed. Ik ben een jongensmoeder… De dozen vol met Barbies die bij mn ouders op zolder staan zullen hier niet heenkomen, maar gelukkig (dank aan moeder natuur) heb ik wel een nichtje. Een meisje-nichtje. En een heel eigenwijs nichtje. En eerlijk is eerlijk; Eigenwijsheid staat garant voor mooie avonturen, heerlijke verhalen en kinderen die er geen last van hebben dat ze zichzelf kunnen zijn.
Ik vind het dan ook heerlijk als mijn nichtje (3jaar) komt logeren – ookal betekent dat dat ik maar 4-5 uur slaap die nacht krijg. Want zoals gezegd mijn nichtje is eigenwijs. Haar moeder heeft haar geleerd dat ze niet ongevraagd bloemen mag plukken. Omdat ze anders thuis de hele gemeenschappelijke speelplaats berooft van lavendel. Maar toch, stond ze daar, in onze tuin, met een handvol geplukte bloemetjes – lavendel, oregano, hyssop, klaver. Prachtig boeketje. En dus zette ik het in een vaasje – een kleintje, waar Barbie nog jaloers op zou zijn. Toen mijn schoonzus het hoorde vond ze het niet leuk – haar dochter wist toch beter…. Zonde… Ja, het zou zonde zijn als die bloemetjes zouden verschrompelen als omaatjes zonder bezoek. En nu ben ik dus sinaasappel-lavendeljam aan het maken. Of nee sinaasappel-bloemen-jam aan het maken. De smaak van marmelade, met een kruidige ondertoon, maar dan zonder de schilletjes. Heel Brits, heel Frans, heel eigenwijs. Heerlijk op geroosterd brood, scones en fantastisch als ‘glace’ op de eend à l’orange. En mijn nichtje heeft zoveel bloemen geplukt dat er meer dan genoeg is! Potje kost €4,-

IMG_0151

www – AH no-go

(Ik heb een hekel aan boodschappen doen, maar ben gefascineerd door mensen en de inhoud van hun winkelwagentjes. Ik probeer me aan de hand van hun boodschappen voor te stellen wie ze zijn en waarom ze nu, op dit moment, deze boodschappen doen.)

Ik heb al weken geen boodschappen gedaan. Ik zou willen zeggen dat dat is omdat ik dankzij mijn moestuin, mijn kippen en geit en pure waterbron compleet zelfvoorzienend ben geworden. The good life. Ik zou dat zo graag willen zeggen, maar dan zou ik liegen…

Ik ben gewoon druk. De geit en kippen zijn imaginaire vriendjes. Alhoewel ik wel al hout voor een kippenhok heb, go-recylcing… Of, nouja, recyclen zonder iets van iets anders te maken is eigenlijk gewoon rommel vergaren…  Mijn moestuin is ook een soort ontplofte wildernis. Waar de goudsbloemen en het komkommerkruid weelderig tieren en  voor de rest wordt-ie gekenmerkt door aangewrotenheid. De erwtjes zijn in hun kiem gesmoord door de slakken en de broccoli is inmiddels iets uit een horrorfilm dankzij de rupsen. Voordeel is wel dat er nu heel veel koolwitjes door de tuin vliegen. En eerlijk is eerlijk. Dat is doet me iets. Dat gefladder… Het is tenminste iets.

Maar het is woensdag, ik ben druk en ik bevind me dus ook nu weer rond 17u op het station. Ik kijk naar het winkelmandje van de vrouw naast me. Leeg. Eerst denk ik ‘keuze-stress’, zoveel eten in zo’n kleine AH to Go gepropt dat je van gekkigheid niet weet waar je het moet zoeken. Maar dat is het niet. Ze is zwanger. En dan is de AH to GO eigenlijk een No-go. Ik weet nog dat toen ik zwanger was het zweet me uitbrak (onder andere) als ik in zo’n AH to Go stond. En honger had. Want als je zwanger bent dan heb je geen trek. Dan heb je ronduit honger. Elk bakje dat ik in mijn handen nam was wel iets mee. Rauw vlees, nee nee. Of is die geitenkaas nou wel of niet lait cru…  (en dat aan een werknemer vragen daar helpt je geen snars verder – ja het hielp de irritatie spiegel stijgen terwijl mijn bloedsuikerspiegel daalde). Daar stond ik. Zwanger en hongerig. En dus later ook geïrriteerd. En niks kwam door de selectie. Geen enkele salade omdat je geen voorgesneden groenten of fruit mag ivm wat was het ook al weer – een of andere bacterie. En om me nou vol te eten aan chocolade en snoep en dan een uur later te denken ‘ik word/ben een slechte moeder en mijn kind word vast geboren met een vreselijke vorm van baby-acné’

En ja hoor – ze komt uit waar ik ook atijd uitkwam; bij de smoothie. Bosvruchten… Ik werp haar een blik toe terwijl ze in de eindeloos lange rij voor de kassa gaat staan, een ‘ja-het-buiten-de-deur-eten-is dubbel-lastig-als-je-voor-twee-eet.’ Ze begrijpt me, want ze zegt ‘en het is ook nog een tweeling…’ en ze trekt wit weg. Ja, ga daar maar aan staan… maar dat doet ze al bijna niet meer, zo wit als een koolwitje is ze rond d’r neus. ‘Hier’ en ik geef  haar mijn banaan. ‘Voor onderweg’ zeg ik, terwijl ik met m’n hoofd naar de kassa gebaar. Bedoel als ik die rupsen m’n broccoli gun, waarom dan niet een vreemde mijn banaan. Daar zal vast iets moois uit komen…

En met een knorrende maag en een beetje wankel in mijn eigen bloedsuikerspiegel vraag ik me af; zal ik niet eens een zwangerschapskookboek gaan maken….?

www – Lekkur warrum

foto

De inhoud:
– wijn,  gato negro, 2 flesssen
– knor wereld gerechten, 2 dozen
– iets van vlees? kan het niet zien…
– bloemkool
– sperziebonen
– 2 hamkaasbroodjes
– cervelaat
-2 bananen
– kloppudding van dr oetker vanille
– griesmeelpudding dr oetker
– mysterieus doosje dat vermoed ik ook zoet is
– cakjes met chocolade, 6 stuks
– roombotercakejes, met 6 stuks

Hij: Jemig Sjaan, wat hebbun wij ut lekkur…
Zij: wat jij zegt Sjon. Wat hebbun wij ut lekkur…
Hij: Dat ken je wel zeggun..
Zij: Dat zeg ik ook. Sterker nog ik zeg ut gewoon nog un keer: wat hebbun wij ut lekkurrrrr. Hier een hamkaaskroisant voor jou. En een hamkaaskjuh voor mij.
[ze eten]
Zij: getvurdullumu wat een kleffe zooi…
Hij: nou dat ken je gerust nog eens zegguh…
Zij: helemaal niet – het kleft zo dat ’t aan me gebit plakt.. Ik ken niks zeggun…
Hij [geeft haar een fles rode wijn in] hier
Zij: Nouja seg, ut is halluf één
Hij: Nou en? Ut is altijd erguns op de weruld halluf vijf… [en neemt zelf ook een fles rode wijn]
Hij en Zij: [huhuhuhuhu]
Zij: Doe maar. He. Wat kannut ons schelun. Het is nou niet dat we ook maar met iemand rekuning hoevun houdun.
Hij: wat ruik ik nou?
Zij: bloemkool
Hij: getvurdulleme!
Zij: Nee nee ik heb voor jou Boboti.
Hij: wat?
Zij: zo’n ovengebeurun met appel , gehakt en sperziebonen.
Hij: hebbie dat zelf bedacht?
Zij: Tuurlijk niet. Tis uit een doosje.
Hij: o dan is het goed.
[pakt zijn fles rode wijn en tikt die tegen de fles rode wijn in haar handen]
Hij: Proost..
Zij: Joe!
[ze drinken. Laten we zeggen ieder een halve fles]
Zij: Wiw jijw oowk un keewkje?
Hij: Daar ssssseg ik geeen neeeej teeeejgun….
Zij: Hier [geeft hem zijn zes roombotercakjes, hij maakt de verpakking open. Zij wil een cakje pakken, hij tikt haar op haar vingers]
Hij: je hebtsssss sssstoch je eigun keeekjesss…?
Zij: Owjaaa. [zij pakt er de 6 chocolade cakejes bij]
[Ze stouwen ze naar binnen.]
Hij: Wat ruik ik nou?
Zij: [denkt even na] verbloemde kool….
Hij: Bloemkool bedoel ju?
Zij: [krijgt de slappe lach] Nee. Bloemende verkool… Verdomde koolbloem… [probeert zich te focussen] Verkoolde bloemkool.
Hij: Oja. Nu ruik ik het ook.
Zij: Nouja. We hebbun altijd nog de griesmeel pudding. [kijkt de keuken in] Zo, nou, dat fikt nog best behoorluk, zo’n inbouwkeukun…
[pakt de doosjes griesmeelpudding en vanille pudding van Dr Oetker, doet ze elk in een glas dat op de tuintafel staat, giet er wijn bij, roert met haar vingers]
Hier Sjon. Toet. Doktur Oetkur. O wach effu, hiero.  [maakt voor hen beide een banaan open] Ken je dopun, want die lepuls leggun binnun.
[terwijl hun rijtjeshuis affikt en de rest van de straat in lichterlaaie zet]
Hij: Jemig Sjaan, wat hebbun wij ut lekkur…
Zij: wat jij zegt Sjon. Wat hebbun wij ut lekkur…
Hij: Dat ken je wel zeggun..
Zij: Dat zeg ik ook. Sterker nog ik zeg ut gewoon nog un keer: wat hebbun wij ut lekkurrrrr. Lekkur warrum ook. Voor de tijd vanut jaar…

broeien

Tuurlijk plantjes hebben hun tijd nodig. Tuurlijk. Snap ik toch. En hoe en wanneer het staat te gebeuren hangt af van zoveel factoren. Dus zit er niks anders op dan te wachten. Het lijkt of ik de verloskundige hoor. En inderdaad het is me twee keer gelukt om niet voortijdig mn kind uit mn buik te willen halen, maar toen kreeg ik tenminste tekens van leven. Felle enthousiaste tekens van leven dat er zin in had… En nu – nu staar als ik naar de binnenkas – toch een soort couveuse. En niks. Ik heb mn oor al bij de zaai en stekgrond gehouden om te luisteren of ik iets hoor borrelen. Maar nee. Het is stil. Het is warm. Dat wel. Dus iets is er aan het broeien. Maar aangezien door het water geven de etiketten zijn uitgelopen (ja waarom zou je daar dan ook een watervaste stift voor gebruiken…) heb ik geen idee wat er zit te broeien. En dat maakt het wachten dan eigenlijk wel leuk. Omdat ik geen idee heb hoe lang het op zich laat wachten… Eigenlijk heb ik dus een blind-date met m’n zaadjes. Lijkt ’t toch weer op zwanger zijn. Al had ik toen een blind-date met een ander soort zaadje. Maar toen is er iets moois uit gekomen. Beide keren. Het meer dan het wachten waard.

de compost conclusie

Met de zomer in haar hoofd is de lente langsgekomen en trekt me naar buiten. Wat zou ik plannen maken? En ik weet – improviseren is niet iets voor tuiniers. Dat gaat met denken en lijstjes en schema’s en doordachte plannen. Maar toch, waarom zou ik binnen blijven zitten als de zon schijnt?
Dus heb ik van mijn drie vierkante-meter-tuin bakken, waarvan er één al een jaar werkloos aan de kant stond toe te kijken twee 1,5 vierkantemeter-bakken gemaakt. Al improviso. En dan ook zo dat ze van hoog naar laag lopen omdat ik denk dat dat de plantjes ten goede komt. Omdat ze dan de zon dìe er schijnt zo goed mogelijk kunnen vatten.
En – want ik hou wel van het hoe benut ik de tuin zo optimaal mogelijk experiment: de schaduw minners zoals sla die ga ik zaaien in de goten die ik aan de schutting heb gehangen. En dan zijn er ook nog de minigarden bakken – een vernuftig verticaal tuiniersysteem dat ik uit ga proberen. Want ‘the sky is de limit’

Trouwens, het fijne voordeel van een luie tuinier te zijn geweest is dat de goudsbloemen – die zichzelf elk jaar heerlijk en vanzelf uit zaaien- is dat ik ze niet heb weggehaald en dat ze nu al bloeien. Zoemzoem zeggen de bijtjes nu. En bij rijmt niet voor niets op blij. Zegt m’n zoon.

Die zegt wel meer. Zoals toen ik de compostbak (zo’n groene toeter met deksel en schuifklepje, dat veel groter is dan het lijkt heb ik gemerkt omdat ik hem wilde verplaatsen naar het hoekje waar nooit iets groeit) in de kruiwagen overschepte en ik hem wilde uitleggen wat compost dan is. Zijn conclusie na mijn poging tot een educatief biologisch moment waar Midas Dekkers trots op zou zijn, was: “compost is dus eigenlijk een soort keuken-tuin-en-plantenpoep”. Nou op die opmerking zou Midas Dekkers pas ècht trots zijn.

Geen geplan, wel geplant. Zaadjes. In mijn hoofd, in dat van m’n zoon en in de aarde. Zoemzoem