Categoriearchief: Geen categorie

Open brief aan alle gemeentes

IMG_2514Beste gemeentes van Nederland,

Stel het is, laten we zeggen, 1950 en u bent gemeente raadslid in maakt-niet-uit-welke gemeente en er komt een tuinontwerper langs zodat u zijn ontwerp kan goedkeuren. En in dat ontwerp staan aan aantal kastanjes gepland. En natuurlijk vraagt u ‘welke? De tamme of de paarden’ en dan zegt die tuinontwerper ‘o ik dacht aan de paardenkastanje’ en toen zei u ‘prima’. En dat snap ik dus niet. Van de tamme kastanjes kunt u de kastanjes poffen, karameliseren, roosteren, tot jam maken, pureren, ze zijn heerlijk bij rode kool, pompoen, paddestoelen, u kunt er taart van bakken, soep uit maken, en vast nog veel meer. En wat kunt u met de paardenkastanje? Iemand vergiftigen. Ja en er poppetjes van maken, maar dat kan van de tamme versie ook. Dus gemeente-raadslid: u had ooit de keus, en waarom – kunt u mij dat alstublieft uitleggen – waarom koos u 9 op de 10 keer voor de oneetbare – dodelijke variant?

Ik begon met stellen dat het 1950 was, omdat ik me niet voor kan stellen dat iemand die de oorlog heeft overleefd – en als hij boven de rivieren woonde zelfs de hongerwinter heeft doorstaan – dat als hij zo’n keus heeft niet terug denkt aan de bittere smaak van honger en/of bloembollen en dus besloot vooruit te denken aan de toekomst. Een boom planten is niet zoiets als een CD downloaden, dat is niet iets stante pede. Dat is lange-termijn-denken: regeren is vooruit zien, toch? Dus waarom zo kort na de oorlog niet vooruit gezien naar parken met fruitbomen, walnoten, hazelaars…?

Want om esthetisch oogpunt hoeft u het ook niet te laten, er is weinig zo mooi als in bloesemende  fruitbomen. Zo hebben we onder ons voorraam twee amandelboompjes geplant, waar prachtige dieproze bloesem aanbloeit en die bloesem trekt niet alleen bijen aan (hopla, zomaar nog een voordeel) maar ook de glinsterende blik van mensen die ineens snappen waarom Van Gogh ooit die bloesem wilde schilderen. Dat had u uw gemeente ook kunnen gunnen – de ontroerende schoonheid die de belofte van vruchtbaarheid is. In uw lanen en uw perken. En op het doek van een nieuwe Van Gogh… “Wist u dat zus-en-zo dat-en-me-dat-schilderij met die appelbloesem geschilderd heeft in die-en-die (lees:uw) stad?” “O, echt? Nou dan moeten wij daar in de lente ook maar eens heen…”

Maar goed – stel het was 1950 (of elk jaar daarna) – waarom is er zo direct na de oorlog niet besloten om waar de mogelijkheid zich maar voordeed een stad of dorp (maar zeker een stad – die in de oorlog bij gebrek aan landbouwgrond het meest hebben afgezien) te wapenen tegen honger, en dus bij de keus tussen giftig of eetbaar (als ik dat al een keus kan noemen) altijd voor eetbaar te gaan. Dat als de nood aan de man is, en de honger gaten slaat in de standvastigheid van een bevolking, uw bewoners naar buiten kunnen gaan en zich hoop in kunnen eten aan de vruchten die u heeft laten planten?

En het is echt niet dat die paar appels of die paar handen vol noten per huishouden een gat gaan slaan in de landtuinbouw. – want dat is vermoedelijk het tegenargument – Sterker nog een handje vol hazelnoten, een sappige appel smaakt juist naar meer, en meer komt dan bij de tuinder vandaan.  En door op veel plaatsen eetbaar-groen aan te bieden dwingen we de tuinder om harder zijn best te doen, zich te onderscheiden in smaak, kwaliteit en ook dwingen we ze om biologisch te telen, omdat meer mensen zullen weten hoe een ‘echt’ appeltje smaakt.
Maar een stel fruitbomen kan  een straat of wijk samenbrengen, of misschien wel uw hele gemeente. Stelt u zich voor: het is zo eind september en in uw gemeentehuis staan de plukmanden klaar om opgehaald te worden door schoolklassen, die met z’n allen gaan plukken. Gezellig, leerzaam en lekker. Het fruit wordt deels opgesnoept door kinderen (uw tand- en huisartsen blij), er worden er appeltaartwedstrijden gehouden. En misschien maakt een iemand wel appelcompte voor de hele straat, of leert de oudere generatie de jongere de weldaad van het wecken. En ook  deelt u  etiketten uit, van die met een randje (waarin het logo van uw gemeente smaakvol in is verwerkt) zodat de hele winter door, elke keer als er een potje appelmoes, pruimencompote, kastanjejam open gaat en er een smakelijk gesmak klinkt, al die smikkelaars weten dat ze het aan de gemeente waar ze wonen, aan u, te danken hebben.

Het moet gezegd dat ik erg blij met de drie walnotenbomen in het parkje in onze woonwijk – waar ik terwijl mijn oudste met een vriendinnetje aan het spelen is als een puttertje door het gras rond heb gestruind en om af en toe een walnoot te rapen. Een tafereel zo fascinerend dat het al sneller leuker werd bevonden dan samen op de wip en aanstekelijk bleek voor kinderen om ons heen, binnen de kortste keren stonden we met z’n achten met onze blik naar beneden, of hoopvol naar boven gericht waarop een kindje riep ‘kom op wind, kietel die boom onder z’n taksels (zo heten de oksels van een boom weet ik sinds vanmiddag) zodat ie z’n noten loslaat!” waarop er een enorm gejuich opsteeg als de wind daadwerkelijk aan dat verzoek gehoor gaf. En die kinderen onder het bladerdak als jonge bomen wortels schoten van geluk.

Gunt u uw inwoners nou werkelijk de samenkomst om onder het bladerendak van een niet-giftige kastanje niet? Het zijn niet de wegen die een stad of dorp verbinden, de wegen – daar waar mensen langs en achter elkaar bewegen- zijn slechts de schakels tussen het groen, en dat groen is waar mensen samen komen. Eten verbindt. Mensen die elkaar niet kennen die aan dezelfde tafel zitten maken contact omdat ze iets gemeenschappelijks hebben, daarom houd ik er zo van. Omdat na de stilte van het genieten, de storm van het goede gesprek losbarst.

IMG_2515

Dit is een blog over een plant. Een groene plant. Een mooie plant…

IMG_2467
…Een welriekende plant
Een grote en gevoelige
Ja een nuttige plant
Het gaat over de Vanilla planifolia
Oftewel de vanille-orchidee

(EN ALLEMAAL:) Va – ni – ie ie ie je….

Ergens ooit, was er een moment. Een moment waarop een mens in Madagascar een peul van een rankende orchidee plukte en dacht ‘als ik die nou eens droog…’

Nee zo gaan die dingen niet… waarschijnlijk vond die mens in Madagascar die orchidee die zich een weg naar het zonlicht rankte zo mooi dat hij/zij de peulen plukte met het idee (tener, tener, tener) ze te planten in zijn eigen achter-hacienda, in de hoop de liefde te kunnen bedrijven onder de zoete lustopwekkende  geur van de bloemen. O – ja dat zal het zijn: pure geiligheid – vanille is niet voor niks een afrodisiacum… [en rode oortjes alert!! De naam Vanilla kan herleidt worden via het Spaanse woord “vainilla”, wat het verkleinwoordje voor “vaina” ( “schacht” of “peulschil”) is, dat zijn oorsprong vindt in het Latijnse woord  “vagina”]

Hatsee. Het zal dus wel een man geweest zijn die die peul geplukt heeft -een peul die wij een stokje noemen die eigenlijk botanisch gezien een bes is – en in z’n zak gestopt heeft en al geurend naar liefde thuiskwam en spontaan door zijn eega besprongen is waardoor hij vergat wat hij ook alweer had gedaan daar in het bos met de prachtig bloeiende klimplanten en de peul (die eigenlijk een bes is) in zijn zak droogde op tot een duister, bijna sprookjesachtig gedrocht. En toen zijn vrouw de was ging doen en zijn zakken doorzocht en dat mysterieuze ding vond en eraan rook – want dat doe je als je niet weet wat iets is – dacht ze ineens en zomaar aan liefde en zoetigheid en in vervoering raken en dus ging ze iets bakken met het diepzwarte ding. En de rest is geschiedenis.

Zoiets. Of iets heel anders. Maar het feit blijft dat iemand op een dag die peul – die eigenlijk een bes is – heeft geplukt – te vroeg. En heeft gedroogd en toen besloot ermee te koken door hem eerst open te snijden en leeg te schrapen (al zullen dat meerdere mensen geweest zijn. Was dat dan één familie, een dorp?) En niemand weet wie dat dan is of waren. Maar we genieten allemaal van hun erfenis.

Wat is en bijft is dat vanille lust opwekt. Niet alleen die ene lust, maar ook de lust om te leven. En de lust als in ‘ik lust nog wel iets…’ Want de liefde gaat ook door de maag… Vanille ruikt naar moeder of oma, want het ruikt naar cake. Vanille cake. Die waarschijnlijk met 4-hydroxy-3-methoxybenzaldehyde op smaak is gemaakt… Oftewel vanilline – de chemische variant. Die je bij de neus neemt en doet geloven dat wat je ruikt ook is wat je proeft. Wat niet zo is. Waar Coca Cola in 1985  achterkwam toen ze een nieuwe cola – die toepasselijk The New Coke heette – op de markt gingen brengen, met het synthetische goedje in plaats van de – ain’t nothing like the- real thing en zowat de hele  vanille-economie van Madagaskar deed instorten. Het gebruik van echte vanille liep met meer dan de helft terug, tot Coca Cola ’the new coke’ uit het assortiment en de vanille-markt zich weer herstelde. Nu weet u ook waarom zoveel mensen van Coca Cola houden…

En natuurlijk kunt u zo’n flesje uit de supermarkt halen met vanille-essence, wat niet meer wil zeggen dan dat het naar vanille ruikt. Niet eens proeft… Maar u kunt ook investeren in vanille stokjes. En koop ze met een grotere hoeveelheid op internet, dan zijn ze aanzienlijk goedkoper. Deel ze uit, of laat u erdoor in vervoering brengen en aan het bakken doen slaan (vanille-ijs, custard, koekjes, taart, deeg…) En wat kunt u er dan allemaal mee doen – behalve er aan ruiken, en die ene meneer of mevrouw die u ziet zitten er ook aan laten ruiken en dan hopen dat de natuur een kans krijgt…

U kunt een echt vanillestokje gebruiken in een groot scala aan smakelijks. En dat niet alleen, zoals de ware liefde onuitputtelijk is – zolang u er een beetje tijd en aandacht in stopt, zo is dat ook met de echte, ware vanille:

De gebruikte peul stopt u in een goed af te sluiten pot waar u witte basterdsuiker in heeft gedaan (gewone suiker kan ook, maar basterdsuiker is wat ‘natter’ en neemt de smaak dus extra goed op) en u schudt en u wacht en u heeft vanillesuiker. Uit een pot – en niet uit van die schamele gelige zakjes waar u bij elke keer gebruik een hap uit uw huishoudbudget neemt. De suiker vult u aan als u hem gebruikt en de peulen blijft u toevoegen. Oneindige cyclus van genieten.

Of:

U bewaart de peulen in een luchtdichte verpakking en als u er een aantal heeft dan giet u die fles wodka of lichte rum die al tijden in de kast staat, in een goed afsluitbare fles en doet de peulen erin. U schudt. U wacht. Een maand. En uw geduld wordt beloond. U heeft een hele fles vanille-extract. Als u het extract in warme gerechten gebruikt vervliegt de alcohol zodat iedereen ervan kan genieten. Gebruik per 200 ml, 1 peul.  Als u – om welke reden dan ook – niks met alcohol te maken wil hebben kunt u voor alcoholvrij vanille-extract ook eetbare glycerine gebruiken. En dan is de verhouding 1 vanille-peul op 55 gram eetbare glycerine. Ook weer een maand wachten, en hoe langer u wacht deste intenser de smaak.

En: u kunt ook een klein potje met zeezout vullen en daar het vanille-schraapsel uit één peul aan toevoegen. Goed schudden. En: u heeft vanillezout. Het gebruik van zout is heel normaal in zoete baksesl, het haalt de smaak ook van zoete gerechten op, en op deze manier heeft het scherpe, soms afstandelijke zout ineens een gastvrijer aroma.

En dan te bedenken dat het allemaal begon met het plukken van wat wij een stokje noemen, of een peul, die eigenlijk een bes is… En misschien is dat wel wat je proeft als je vanille eet – de zoete prikkeling van de nieuwsgierige mens…

 

 

 

 

Afvallig

Ik beken; ik ben afvallig.images

En het kon niet anders of kookgoeroe Jamie is ook weer ingehaakt, in de hype van het moment, de buzz, de gril zo u wil – die voor de verandering wel een nobel streven is. Meer met minder. Vooral minder afval. En ook, dat is de bedoeling, voor minder geld. Maar dan moet je wel eerst even geld uitgeven aan zijn boek. En het ding is: ik heb al zo’n boek in de kast liggen. ‘Economy gastronomy’. Het was een kookprogramma en dus had het ook een kookboek, omdat dat economischer is dan mee schrijven met de tv. Economischer aan hun kant van de rekening. Maar ik kocht het boek omdat ik de uitgangspunten boeiend vond: elke week een menu plannen, slim inkopen èn minder weggooien. En terecht: er wordt ontzettend veel weggegooid, met alle gevolgen van dien.

Maar ik moet bekennen: ik ben afvallig. En het is niet dat ik het niet geprobeerd heb.
Dat plannen, dat lukte nog wel. Maar goed dat was dan ook de logische gevolgtrekking uit de formule:
2 kinderen (waaronder 1 baby) + man die niet van koken houdt, maar wel van lekker eten
/ hardvochtige hekel om me vaker dan 1x per week in een supermarkt te bevinden + geen zin om om 16:30 zonder doel in de keuken te staan (tenzij het is om doelloos uit de koektrommel te putten)

Dus met dat plannen zat het wel snor. Behalve dan dat zij me gingen melden dat ik dan aan het begin van de week een hele zalm moest kopen (pardon? waar koop ik die? en belangrijker: wat als ik geen zalm lust?) en dat ik dan maandags, dinsdags, woensdags, donderdags en vrijdags zalm zou eten, en het zou me niks verbazen dat als er een toetjes-bijlage bij had gezeten er ook nog een recept in stond om voor in het weekend ijs van het gemalen mengsel van zalmgraten-meel te maken, waarvoor u dan wel eerst een speciaal beenderenmaalmasjientje moet aanschaffen…

Maar toch: minder weggooien – nobel streven – ik geef niet op. Dus met boek in de hand en mijn neus in de groentenla. Of is het groentela? Er liggen toch meer groenten in de la, of is het de la voor de groente. Enfin – als een gastronomisch detective ontleed ik mijn la, voor groentes, in de koelkast – die la. En daar vond ik een bosje krulpeterselie dat ik één, misschien wel twee weken eerder gratis bij een grote boel boodschappen kreeg. En eerlijk is eerlijk: ik ben niet zo van de krulpeterselie. Want van het bosje platte peterselie en munt die ik toen ook kreeg, samen met de 2 ansjovisjes die toch echt net te zout waren om nog bij de putanesca-saus te doen en die nog in een bakje in diezelfde koelkast alenig lagen te wezen heb ik salsa verde gemaakt, om eens lekker bij gekookte nieuwe aardappelen te doen… maar goed – daar stond ik dan met dat ene bosje krulpeterselie. En het krulde niet eens meer zo..

Ik heb het echt geprobeerd, ik legde het bosje peterselie dat zwaar gebukt ging onder een post-florale depressie op mijn snijplank en ik kon het niet, ik kon er niet mijn mes in zetten en gaan hakken om al die treurige verleptheid in de een of andere minestrone te doen. (waar dan ook drie soorten bonen in moesten die ik echt niet in mijn voorraad kast had staan, die ik dan weer op mijn boodschappenlijstje moest gaan zetten, samen met nog 31 andere ingrediënten die ik eerst in huis moest halen zodat ik voordeliger kon koken. Pardon? Dat is hetzelfde als steen maken van een soep. Ik bedoel, soep maken van een steen. Maar daarover een andere keer meer.) Dat is ook de reden waarom ik geen arts op de eerste hulp (of spoed eisende hulp) ben geworden: ik ontbeer de drive en het talent om onvoorwaardelijk op te lappen.

Misschien houd ik als afvallige een andere leer aan… Die van een hele kip kopen, en er twee dagen van eten, en natuurlijk bouillon trekken van het karkas, omdat ik dat mijn ouders had zien doen, zonder kookboek, omdat dat logisch was. En aan die  bouillon voeg ik  ook wel eens een elastisch worteltje, of buigzame bleekselderij toe – die eerste maakt de bouillon iets zoeter en wat dieper van smaak, de tweede wat pittiger. En die bouillon vries ik dan in. Voor het geval dat.
O en dat moet je vooral niet doen met een kip die je met citroen hebt gegaard – dat laat een bittertje, wat zeg ik, bitter achter die gaat overheersen.

En bruine bananen omdat beide kinderen ineens een appelkick hebben – kom maar door: die vries ik in, en daar maak ik dan een keer bananencake van  (daar heb je er 3 voor nodig) en die eten we op, of ie cake vries ik in, of ik gebruik de bevroren bananen in smoothies, of als ijsjes, uit de hand. Maar dat staat dan niet echt in dat boek, of er staat wel iets in, maar dat leest als dat je verse bananen moet kopen en er dan je best voor moet doen om ze tot de afzichtelijke maar o zo lekkere staat van zijn te krijgen. En enfin: ik raakte gefrustreerd van dat kookboek, werd constant geconfronteerd met mijn eigen falen, met mijn eigen tekort aan broodnodige spullen in mijn “pantry”. En met mijn eigen afval. Of nouja afval…? Ik heb al jaren geen vanillestokje meer weggegooid… en als ik voor de een of andere Mexicaanse salsa tomaten moet ontvellen en ontpitten dan maak ik van dat ‘afval’ chili-jam… Maar dat recept moet ik nog ontdekken in dat kookboek  – dat sowieso onoverzichtelijk is voor iets wat  pretenteert een overzichtelijke manier van koken te zijn.

Dus nu sta ik met dat boek in mijn handen voor de barbecue en ik vraag me af of mijn spareribs lekkerder gaan smaken als ze gerookt worden op een bedje van kooklust wegnemend kookboek? Want ik het niet over m’n hart verkrijgen om het boek weg te gooien. Maar als we meer doen met minder- kunnen we niet meer doen met minder kookboeken? Iemand?

En die peterselie, die saploos om het elastiekje onder de zwaartekracht gebukt ging en droge tranen huilde dat hij ook niet meer wilde – ik moet toch echt bekennen dat ik.. dat ik die krulpeterselie dus heb weggegooid…  In de compostbak – dat dan wel weer.

Kinderen in de keuken – een dialoog

Dialoog tussen twee moeders op het schoolplein
Moeder 2 – De juf is met de klas bij een kok op bezoek geweest en nu wil Liselot mij helpen.
Moeder 1- Waarmee?
Moeder 2 – Koken.
Moeder 1 – In de keuken?
Moeder 2 – (knikt veelbetekend)
Moeder 1 – Is ze gek geworden?
Moeder 2 – Dat zei ik ook tegen d’r.
Moeder 1-  En wat zei de juf toen?
Moeder 2 – Wat?
Moeder 1 – Toen je zei dat ze gek geworden was?
Moeder 2 – O nee (lacht) ik zei het tegen die van mij. Dat we daar niet aan gaan beginnen.
Moeder 1 – O. Is ook.Levensgevaarlijk. En wat leren ze daar nou van? Dat een mes scherp is en de pan heet?
Moeder 2 – Geen idee. Ze wil helpen. (stilte)
Moeder 1 – Ik mocht van mijn moeder ook nooit helpen in de keuken.
Moeder 2 – Nee, nou, precies. Dat zei ik dus tegen die van mij. Dat ik dat ook nooit mocht.
Moeder 1 – Precies.
Moeder 2 – En ik heb al zo’n hekel aan koken en als ik dan ook nog op die van mij moet gaan letten dan is echt alle lol d’raf.
Moeder 1 – Koken en lol… (stilte) Naja, na een wijntje.
Moeder 2 – of twee-drie
Moeder 1 en Moeder 2 – (lachen)
Moeder 2 – Ze eet ook zo slecht.
Moeder 1 – O ja joh – die van jou ook?
Moeder 2 – De jongste van m’n broer eet olijven.
Moeder 1 – O gatverdamme. Hoe oud is die?
Moeder 2 – Twee.
Moeder 1 – Waaat? Ik ben 32 en ik lust ze niet eens
Moeder 2 – Ja – leren eten noemt ie dat?
Moeder 1 – Waar leren ze dat dan?
Moeder 2 – Geen idee? Op school?
Moeder 1 – Tja, waar anders.

Moeder 1 en Moeder 2 lopen ieder ‘met die van hen’ van het schoolplein af.

Goed gereedschap

Ik herinner me m’n opa als de dag van gisteren. Ik herinner me z’n shag-vingers. Ik herinner me dat ie koude koffie dronk uit een thermoskan. En dat ik me dan nu afvraag ‘waarom die koffie in een thermoskan doen als ie koud moet worden…’ Dat hij leek op de antieke kasten die hij restaureerde, omdat hij ook zo kon glimmen alsof ie net was opgewreven met boenwas. Ik herinner me dat hij uit z’n nerven glom als ik in zijn werkplaats probeerde een bedje voor m’n pop te timmeren. Maar ook als ik op zijn werkbank zat en hem zijn gereedschap aangaf. Alles, behalve de beitel. Daar mocht ik niet aankomen. Die was vlijmscherp. Want “As ge dan in hout gaat snij-en doe da dan mej nun bietje respect.” Alsof het hout zou bloeden als hij er een met botte beitel een jaap in zou slaan. Dat geloofde ik. Dat het hout dat voelde. En terwijl hij bezig was de meest prachtige vormen uit het hout te bevrijden zei hij. “Een slechte werrukkman herkende aan zun botte beijtel en zun blauwe duijm…” En vaak sloeg ik dan net op m’n duim. Au. “Goe zo, mejske, as ge ut nie voelt, dan leerde ut noojt…

Vandaag stond ik in de Sligro ik voor het gereed-schap. Op zoek naar een messenslijper. Heb met een aanzetstaaf in mijn handen gestaan, maar ik kon me de gedachten niet bedwingen dat het toch iets van een fallus-symbool wegheeft… Misschien omdat ik alleen maar beelden van grote ruwe koks of noeste slagers in m’n hoofd heb, die hun mes eens lekker langs hun aanzetstaaf halen terwijl ze er bij staan de grijzen… Bestaan er eigenlijk vrouwelijke slagers…? Maar goed – ik kocht in al mijn onmannelijkheid een messenslijper –  de’ Chef’s Choice (zie je wel) Pronto (o lekker snel) Manuel Diamond Hone Knife Sharpener 464‘ (Dus.)
En bij elke ui, bij elke paprika, bij elk stuk vlees waar ik doorheen glijd denk ik ‘waarom heb ik dit niet eerder gedaan?’ Ik vroeg me altijd af waarom de Jamies en de Nigels van de wereld hun uien zo gelijkmatig klein gesneden kregen… Is het goddelijke interventie? Nee hoor – het is goed gereedschap.

En ja – als je een bot mes gewend bent dan moet je wennen aan het vooruitstrevende glijwerk van je nieuwe mes – of van je oude hernieuwde mes. En dat heb ik nog niet echt in de vingers. Of ja – in mijn vingers heb ik het behoorlijk. Diep. En we noemen het een snee. Maar gelukkig had ik bij mijn nieuwe messenslijper ook meteen een doosje met van die blauwe ‘waar laat ik nou mijn pleister’ – pleisters gekocht. Want: as ge ut nie voelt, dan leerde ut noojt… Respect, opa, respect.

IMG_2284

 

Het geluk van een dinsdagavond toetje

 

IMG_2256

Toetjes waren vroeger voor in het weekend. Net als één zak chips – Crocky Bolognese. Ja, ik had mijn chips-piek eind de jaren ’80…
Maar sommige dingen veranderen niet. Als je op een maandagmiddag door een supermarkt loopt en in mensen hun mandjes kijkt (misschien wel de enige reden om op een maandag in een supermarkt te lopen) zie je melk, kaas, brood, groenten,… maar geen toetje. Terwijl als je dan toch jezelf wil kwellen en op een vrijdagmiddag mandjes gaat kijken er veel meer mensen in en uit de koude ruimte komen, of staan te peinzen voor de vriezer. Het valt me trouwens op dat mensen nooit in een keer raak kunnen pakken uit zo’n vriezer met een deur. Ik ook niet. Volgens mij komt dat die waarschuwing op de deur. Ik krijg het daar ook warm van en dat kan nooit goed zijn voor een vriezer, daar beslaat ie van, en dan kan je niet meer door het raampje kijken. Iemand stelde ooit eens ‘als je een afgrond inkijkt, kijkt die afgrond dan ook bij jou jou naar binnen?’ Als je door een diepvriesdeur kijkt, kijken de doperwtjes dan ook naar jou terug? En wat zouden ze dan denken? Ik weet wel wat de vienetta denkt ‘is het al vrijdag? is het al vrijdag?’

Want als toetjes alleen voor het weekend zijn, zijn het geen toetjes meer maar moetjes. En dus ben ik persoonlijk aan het bevrijden van het keurslijf van het toetje begonnen. Toevallig, en noodgedwongen: ik had schuimpjes gemaakt die niet allemaal in de trommel pasten (he wat jammer, maar ook teveel waren om op te snoepen), er was nog een half bekertje slagroom over van een taart die ik dit weekend bakte en ik had een handje vol bramen en aardbeien in de koelkast liggen. Te weinig om jam of saus van te maken en te sneu om uit het handje te eten. Een stelletje vreemden die elkaar toevallig tegen mochten komen in Eton Mess, of in dit geval Eton Restje. Zomaar, ineens, op een grauwe dinsdagavond, staat het toetje op tafel te glunderen. Een glunder die zo groot is dat ie afstraalt op m’n lief en oudste zoon die onverwacht kunnen lepelen uit het lekkers dat knisperend fluistert: “Een verrassing smaakt altijd beter als je hem met iemand deelt.”

In de zon bakken

Vorige week stond ik ineens midden in een plechtig aangelegd perkje naast een vijf-sterren-hotel in het chique Cascais (Portugal) aan struiken te ruiken. ‘Ja hoor: dit is rozemarijn!’ We hadden al pasta, ui, tomaat, kappertjes en spekblokjes bij de Jumbo (die helemaal niets op Nederlandse naamgenoot lijkt) gehaald en toen schoot me te binnen dat ik op de wandeling op weg naar de supermarkt  rozemarijn in bloei had zien staan. Tot verbazing van mijn lieve reisgenote.
Voordeel van je eigen kruiden kweken is dat je ook weet hoe ze eruit zien voordat ze in een peperduur plastic zakje belanden… En dus hadden we verse rozemarijn… Met een aroma en structuur die veel soepeler was dan die in mijn tuin. Ik stel me zo voor dat dat is
omdat mijn rozemarijn zich als een schippersvrouw staande moet houden, in weer en wind op de uitkijk, of ze haar man al aan de ijzige einder ziet aankomen, en zich moet wapenen tegen ons klimaat. Terwijl deze Portugese als in een dartel wapperend jurkje over de boulevard flaneert. Beide smakelijk, alleen een ander karakter. Zo moet ik niet denken aan een opwaaiend zomerjurkje in mijn winterse stoofschotel…

En wat schets mijn verbazing als ik over de zwembadrand kijk… Dat lijkt wel laurier… Kriets… Een paar blaadjes in m’n zak die schreeuwen om geproefd te worden. Al kokend op de het twee pits electrische kookplaatje in de kitchenette (met a-electrische pannen) verdwijnen ze in een op smaak gebrachte olie, voor over de salade…

En mijn lief zei nog toen ik voor een week wegging ‘Wel ontspannen he!! (ja twee uitroeptekens)’ Groot was dan ook zijn verbazing toen ik hem whatsappte dat ik weer gekookt had… Maar goed wat voor sommige mensen bakken in de zon doet, doet voor mijn bakken in een pannetje….

Eva's keuken op vakantie

P.S. Het moet gezegd dat je ook heel erg lekker kan eten aan de kust nabij Lissabon. Zo zijn absolute aanraders:

Masala (Indiaas) [vreselijke website, maar dat zegt helemaal niets over het eten, dat smaakvol, gevarieerd, veelzijdig en heel goed te betalen is.]

Bangkok (Thais) [al net zo’n vreselijk filmpje  als Masala, volgens mij is die website dan ook door dezelfde persoon gemaakt]. Heerlijk eten – de sausjes bij de loempiaatjes alleen al zijn een aanrader. Ik at een vers gevangen zeebaars, in limoen en citroengras en nam pla gestoofd. Simpel, oprecht: mjam

House of Wonders  (lekker vers gemaakt, goede koffie, lekkere toetjes, en een heerlijk heerlijk dakterras, zeker met een verse sangria…)

 

Jonkheer van Tets

IMG_2042

In het oogluikende licht van de jeneverbes achter in de tuin staat hij – gezellig met z’n tweeën: de Jonkheer van Tets. Met mooie rode bessen die de struik opsieren op een manier waar kerstballen nog een voorbeeld aan kunnen nemen. Aalbessen worden ze ook genoemd, maar dat vind ik dan niet zo smakelijk klinken. Misschien omdat ik niet zo’n grote fan ben van de aal…

Zou je een romanticus moeten zijn om te tuinieren? Of word je dat vanzelf? Ik word in ieder geval veelvuldig overvallen door romantische melancholiek als ik tuinier… Want die twee Jonkheren van Tets die me net een volle mand aan met rode bessen hebben opgeleverd zijn precies dezelfde struiken als waar ik als kind ook hele manden vol van heb afgesnoept. En dan bedoel ik niet dat mijn ouders ook een Jonkheer van Tets hadden, maar ik bedoel dat dit exact dezelfde struiken zijn. En dat vervult me.

Toen we een paar jaar geleden dit  huis (toen een in de jaren ’60 blijven stekend rookhol) kochten – was dat ten dele om de voor een stadstuin ruime tuin. Al was het een sombere lap grond waar niet meer van gehouden was sinds de jaren ’80 aan de beplanting te zien. Maar het was een lap grond waar ik dromen van kreeg. Dromen van de tuin inlopen, plukken en koken. En toen ik – het meisje zonder groene vingers – verkondigde dat ik een tuin wilde waar niet alleen in gegeten, maar ook uìt gegeten kon worden zei mijn moeder – een vrouw met hele groene vingers – ‘als je wil mag je de rode bessenstruiken wel’. En dus – als ik in de tuin ben en een trosje rode pareltjes weggris, dan voel ik me weer 8… En wat is er mooier dan dat?

En nu ben ik dus bezig uit te proberen wat er allemaal kan met die rode bes. Onder het uitproberen vraag ik me wel af, waarom ik altijd zo nodig een lichte broek aan moet hebben als ik iets met rood fruit aan het doen ben…? En waarom ik de hele tijd denk ‘ik doe zo een schort aan’ en ja… tja… nouja je bent 8 of je bent het niet…

Uitprobeersel 1 – Gedroogde rode bessen
Als alternatief voor rozijnen of veenbessen…
Oven op 50 graden, deur een beetje open, en langzaamaan de rode bessen helemaal laten indrogen.
Ik ben benieuwd… Ze zitten er nu 2 uur in
Uitprobeersel 2: Rode bessen saus voor bij robuust vlees
450 gram rode bessen, 1 rode ui fijngesnipperd, 300 gram bruine basterdsuiker, 100 ml rode port, schil van een halve sinasappel, 2 takken rozemarijn, 4 takjes tijm, zout en peper.
Alles samen laten pruttelen, zo’n 20-30 min tot het flink is ingekookt. Schil van sinasappel verwijderen en laten afkoelen.
Het is een scherpe saus, die toch een warm gemoedelijk gevoel oproept. Hij heeft iets herfstigs door de aardse smaken van de kruiden, en de sinasappel die zelfs even aan winter doet denken, maar de frisheid van de rode bessen haalt je terug naar het einde van de zomer, wanneer de eerste blaadjes vallen. Voor van die avonden dat je de tuindeuren open wil zetten omdat het zo mooi is buiten, maar je dus een vest aandoet, terwijl je je voeten in kleermakerszit onder je billen vouwt omdat dat warmer is. En je zo merkt dat je langer aan tafel wil blijven zitten… Voor van die avonden, bij een stuk wild, of sappig biefstuk, lijkt me dit een heerlijke saus…

Morgen meer rode bessen uitprobeersels. In ieder geval een jam. En misschien een siroop, of jelly. Zou rodebessen-curd ook kunnen? En lekker zijn….?IMG_2044