Met de zomer in haar hoofd is de lente langsgekomen en trekt me naar buiten. Wat zou ik plannen maken? En ik weet – improviseren is niet iets voor tuiniers. Dat gaat met denken en lijstjes en schema’s en doordachte plannen. Maar toch, waarom zou ik binnen blijven zitten als de zon schijnt?
Dus heb ik van mijn drie vierkante-meter-tuin bakken, waarvan er één al een jaar werkloos aan de kant stond toe te kijken twee 1,5 vierkantemeter-bakken gemaakt. Al improviso. En dan ook zo dat ze van hoog naar laag lopen omdat ik denk dat dat de plantjes ten goede komt. Omdat ze dan de zon dìe er schijnt zo goed mogelijk kunnen vatten.
En – want ik hou wel van het hoe benut ik de tuin zo optimaal mogelijk experiment: de schaduw minners zoals sla die ga ik zaaien in de goten die ik aan de schutting heb gehangen. En dan zijn er ook nog de minigarden bakken – een vernuftig verticaal tuiniersysteem dat ik uit ga proberen. Want ‘the sky is de limit’
Trouwens, het fijne voordeel van een luie tuinier te zijn geweest is dat de goudsbloemen – die zichzelf elk jaar heerlijk en vanzelf uit zaaien- is dat ik ze niet heb weggehaald en dat ze nu al bloeien. Zoemzoem zeggen de bijtjes nu. En bij rijmt niet voor niets op blij. Zegt m’n zoon.
Die zegt wel meer. Zoals toen ik de compostbak (zo’n groene toeter met deksel en schuifklepje, dat veel groter is dan het lijkt heb ik gemerkt omdat ik hem wilde verplaatsen naar het hoekje waar nooit iets groeit) in de kruiwagen overschepte en ik hem wilde uitleggen wat compost dan is. Zijn conclusie na mijn poging tot een educatief biologisch moment waar Midas Dekkers trots op zou zijn, was: “compost is dus eigenlijk een soort keuken-tuin-en-plantenpoep”. Nou op die opmerking zou Midas Dekkers pas ècht trots zijn.
Geen geplan, wel geplant. Zaadjes. In mijn hoofd, in dat van m’n zoon en in de aarde. Zoemzoem