(Als ik in de supermarkt ben kan ik het niet laten winkelwagentjes te lezen. Wat zeggen de boodschappen over die mensen? Wie zijn ze? Wat gaan ze eten? Waarom vandaag? In die nieuwsgierigheid matig ik me vanalles aan, zelfs soms ook recepten. )
Het kan soms zo gezellig zijn
Een winkelmandje
Op zondag
Zo’n dag die bestaat uit ‘Ah joh’
‘Komt morgen wel
Afbakbroodjes
toastjes, iets notigs van Duyvis
Wijn wit
en rood
Want je weet maar nooit
Een moeder die licht vertraagt als ze met haar twee koters langs het schap met m&ms loopt, het mandje sleept de jongste achter zich aan. De oudste pikt haar moeders hint op. Om geloofwaardig te blijven geeft de moeder zich niet zomaar gewonnen. ‘Nee… weet je hoeveel suiker… (als de oudste haar te serieus neemt en de zak terug wil leggen…) ‘ nou, okee okee omdat het zondags is… maar als ze op zijn zijn ze op’ ze zegt het tegen zichzelf, maar de koters knikken.
Haar hele mandje ligt vol. Bijna allemaal ‘zondigs’ op het paprika stoplicht na.
Ik stel me voor dat ze het wijntje opentrekt. De witte. En dan de paprika’s snijdt. Dat haar kinderen op de ipad op de bank hangen terwijl ze stokbrood naar binnen werken. Na 2 witte wijn – waarvan 1 in alle stilte op het krukje in de keuken – zijn de paprika’s klaar. Ze neemt een stukje en zet de rest op tafel. Geen haai die ernaar kraant. Dat zegt ze tegen haar man die thuiskomt na zijn klusmiddag bij zn beste vriend. Nee de zolder is nog steeds niet af. Ze zijn wel een eind gekomen. De afstand die je af kan leggen na 5 bier. Waarvan één een trappistje. Die voelt hij nog. Of er nog iets te eten is. Vraagt de man als hij naar de gesneden paprika fiesta op tafel kijkt. Stokbrood. Hummus. Brie. Toastjes. Gerookte amandelen. Het is allemaal al aangebroken. De moeder kijkt naar de kinderen. Die zullen nog wel vaker de schuld van het falen van een ander op zich afgeschoven krijgen. Moeder schenkt het laatste glas wit in. Het waren toch echt maar twee glazen die ze tijdens het snijden… of… nouja. Er is nog rood. En nu die toch open is gaat die er ook aan. De kinderen leggen zichzelf op bed. Vader en moeder snaaien. Alsof hun leven ervan afhangt. Alsof vandaag is gemaakt om alles even helemaal los te laten voor het echte leven weer begint. Zij flupt het bovenste knoopje van haar blouse los. Morst daarbij wijn. Ze kan niet tegen vlekken. Ook nu niet. Als ze met zout op de vlek in staat te boenen en haar borsten in haar bh meedeinen poogt hij op te staan. Dat had ie misschien eerder moeten proberen want nu voelt hij de grond niet meer. Of hij voelt hem wel, maar dan anders. Afgeleid of ingenomen door de wankelheid van zijn bestaan is hij alweer vergeten dat hij eigenlijk op weg was naar haar zachte boezem. Hij ploft op de bank neer. Zij verdwijnt naar de badkamer om haar blouse schoon te wassen. Ergens vallen ze allebei in slaap.
De volgende morgen. Maandag. Ochtend met paprikastukjes die net zo slap zijn als de koffie die hij zet. En dus zet zij haar eigen mok. En mokken ze. Maandag. Zo’n dag.