Ik vind het zo zonde, als ik een appeltaart bak, dat er dan zo’n hele berg schillen overblijft, om die dan weg te gooien – ookal is het in de compost en kan ik daar later, letterlijk, de vruchten weer van plukken. Soms eet ik ze op. Met een beetje kaneel. Maar het kan ook anders:
– de schillen inkoken met suiker, kaneel, kruidnagel tot een hele dikke stroperige pap. Laten afkoelen. Daar de appels voor de appeltaart doormengen en het geheel op het deeg van de taart storten. Dan krijg je een appeltaart, met een karamelachtige appelstroop.
Vandaag was ik geen appeltaart aan het bakken, maar er moest 2 kilogram van die mooie rooie sterappels uit de tuin van mijn ouders geschild omdat ik kindvriendelijke appelchutney wilde maken voor de streekmarkt morgen, in Nieuw Sloten (m’n eerste keer, daarover morgen meer). Ik had me een berg schillen over. En toen heb ik het volgende gedaan;
Alles – schillen en klokhuizen – in een pan, water erbij, tot alles net onder staat. Kaneel erbij. Scheut honing* (dit moet je niet doen als je kinderen onder de 1 jaar hebt, neem dan een beetje suiker), citroenverbena blaadjes (die staan bij mij in de kruidentuin, maar je kan ook de rasp van een citroen nemen). Geraspte gember, ongeveer een eetlepel. Dit allemaal lekker laten pruttelen tot je een papje hebt dat als je het roert wel wat dik voelt, maar niet zo dik als appelmoes. Zeven en dat in een fles doen. Ik heb nu van de schillen van 2 kg appels meer dan een liter super lekkere appelsap. Roze dat wel. Maar de jongens vinden het heerlijk. En ik ook.
*het kan natuurlijk ook zonder honing, alleen blijft ie dan minder lang goed. Wat je kan doen is bijvoorbeeld een paar dadels of een pruim of een andere zoete vrucht meekoken, zodat het net de smaak van de appels optilt. En – eerlijk is eerlijk – kinderen het lekkerder vinden.