www – ontdooien

Winkelwagentjeswoensdag

(Ik heb een hekel aan boodschappen doen, maar ben gefascineerd door mensen en de inhoud van hun winkelwagentjes. Ik probeer me aan de hand van hun boodschappen voor te stellen wie ze zijn en waarom ze nu, op dit moment, deze boodschappen doen.)

Inhoud wagentje – om 10:52

gehakt, een pond, schat ik
zak tafelaardappelen, 4 kg
zuurkool, gewone
krulpeterselie in een zakje
sperziebonen
mona drilpudding, roze, waarschijnlijk aardbei
1 fles sherry, droog.

Inhoud wagentje om 11:01

gehakt, een pond, nog steeds
kilootje kriel
zuurkool, gewone
krulpeterselie in een zakje
chocolade puddinkjes, twee éénpersoonsporties
diepvriesgroenten

Hij staat voor de vriezer. Z’n hand op de greep, maar hij maakt de deur maar steeds niet open. Alsof hij voor het eerst van zijn leven voor zo’n vriezer staat, zo zorgvuldig is hij alle letters aan de andere kant van het glas aan het lezen. Hij heeft er net zelfs zijn leesbril voor opgezet. Het duurde even voor hij hem vond, tastte al zijn zakken af, lachte hoofdschuddend toen hij over zijn kalende hoofd wreef, en moest toen even naar adem happen. Het moment dat hij zijn hand op zijn borst legde voelde hij de bril. Aan een koordje om zijn nek, zodat hij hem niet kwijt zou raken. Zodat hij hem bij de hand zou hebben op dit soort momenten, waarop je heel aandachtig de inhoud van een supermarktvriezer moet lezen.

Hij zoekt iets. Maar wat?

Hij pakt zijn telefoon. En belt. En wacht. Er neemt blijkbaar niemand op aan de andere kant van de lijn. Hij belt nog eens, maar stopt dan ineens, geschrokken, zijn telefoon in z’n zak. En vervolgens loopt hij hetzelfde rondje als eerst, maar legt nu sommige dingen uit zijn wagentje terug, en ruilt ze om voor andere boodschappen. Hij eindigt weer bij de vriezer, en mompelt iets…. Iets dat klinkt als wat precies tussen geïrriteerd zit en, ja, droef.

Zij aten natuurlijk elke woensdagavond samen een aardbeien-drilpuddinkje. Dat hij die dan eerst op een bordje had gezet en met een theatrale zwaai, en een ‘tadaa’, of nee, een ‘whopla’ had omgekeerd. Waarna zij het plakkertje over het gaatje er vol heel zorgvuldig afpulkte terwijl ze over de rand van haar bril naar zijn verwachtingsvolle grijns gluurde. Samen wachtten ze dan  tot de pudding zich losblubberde. Zij onthulde elke woensdagavond de blozende pudding.
En zij is degene die hij belt. Met vragen over of het nou platte of krulpeterselie moet zijn. En zij is degene die niet opneemt. Niet meer. Hij moet er nog aan wennen, aan dagen vol ‘niet meer’. Het is alleen maar minder. Hij moet wennen aan hoeveelheden, aan steeds haar portie weggooien.
Als hij de 4 kilo zak tafelaardappelen voor een kilootje kriel verruilt vertilt hij zich, zo licht is zijn leven nu. Hij stoot zich ook heel hard aan het winkelwagentje. ‘Ik had een mandje moeten nemen.’ Misschien, maar nu kan hij zich aan iets vastklampen.
Als hij langs eenpersoonsporties magnetron-maaltijden loopt trekt hij eerst een vies gezicht, en daarna haalt hij opgelucht adem. Hij is niet de enige die net z’n vrouw verloren heeft…

De meeste moeite heeft hij met de sherry. Om die terug te zetten. Hij zet hem neer, pakt hem op, zet hem weer neer, reikt er nog één keer naar en loopt dan weg. Snel. Naar de vriezer. Die hij staat te lezen als een gebruiksaanwijzing. Een gebruiksaanwijzing voor zijn nieuwe leven van één kilo kriel. Het worden diepvriesgroenten, Hollandse mix. Makkelijk te doseren. Kan hij precies maken hoeveel trek hij die dag heeft, al heeft-ie niet veel trek, maar hoeft-ie tenminste niks weg te gooien.

Hij heeft hij een hekel aan, hij heeft de oorlog nog meegemaakt. De laatste keer stond hij boven de prullenbak te huilen, terwijl hij de zuurkoolstamp uit de overschotel schraapte. Niet vanwege de oorlog, die oorlog leek helemaal nergens op vergeleken met dit. Hij had gemorst, een dikke plakkerige klodder puree op zijn blauw-groen geblokte sloffen, en voor hij het wist liepen de tranen over zijn wangen. Alsof hij zijn lief nu net te grave had gedragen. Bij de begrafenis was hij heel kalm. Er moest ook zoveel geregeld, en zijn schoondochter was van streek, dus leek het hem niet het moment om ook een potje te staan grienen. De dagen na de begrafenis kwamen er mensen over de vloer, buren die eten hadden gekookt, die even een praatje kwamen maken, die vroegen of ze iets konden doen. En als ze dan konden, dan zei hij ja, en anders bedankte hij vriendelijk. Die eerste dagen na de dood wilde hij soms alleen zijn, en toen die dag kwam dekte hij de keukentafel voor hem alleen, ging zitten en wachtte. Na drieëntwintig minuten niks stond hij op en deed de koelkastdeur open. Niks. En voor het eerst in hun 56 jarige huwelijk viel het hem op dat er een klein compartimentje met een deurtje in die koelkast zit. Hij probeerde het te openen, en na een ferme ruk stond hij oog in oog met een ingevroren overschotel. Haar ovenschotel. ‘God, wat houdt hij toch van dat mens.’ En ’s avonds om een uur of negen, na een grote ontdekkingsreis op zoek naar lucifers en een ervaring rijker hoe de – elektrische – oven nou precies werkt was dus over. En dat, het laatste van haar, van toen ze d’r nog was, gooide hij nu weg, omdat het echt niet meer in zijn maag erbij kon.

Dus staat hij vandaag voor de vriezer. “Heeft u ook diepvrieszakjes?” Hij zet de Hollandse mix terug, loopt met de winkelmedewerker naar het schap met vershoudfolie, vuilniszakken en diepvrieszakjes, loopt even langs de groente-afdeling en gaat dan naar de kassa. Zij had een hekel aan van die diepvriesgroenten in groene dozen, waterige gekleurde klonters die allemaal hetzelfde smaken, naar snot. Daarom hadden ze ook maar zo’n klein vriesvakje, voor noodgevallen. En hij kan het niet over zijn hart verkrijgen om daarmee thuis te komen. Hij moet wel goed voor zichzelf zorgen.

Inhoud wagentje om 11:06, bij de kassa.

gehakt, een pond,
kilootje kriel
zuurkool, gewone
krulpeterselie in een zakje
chocolade puddinkjes, twee éénpersoonsporties
pond sperziebonen
diepvrieszakjes, 1 liter, hersluitbaar.

Als hij de supermarkt uitloopt besluit hij dat hij een vriezer zal kopen, een klein model, zo eentje dat ook in een bejaardenhuis past… En dat lucht hem op. Maar elke keer als hij de vriezer aan hoort slaan mist hij haar. Hij wou zo graag dat ze niet dood was, maar gewoon was bevroren, zodat hij haar een keertje, in geval van nood, kon ontdooien.