Liedjes en fragmenten

Stationsstraat 169huis – Lied 13- LACHEN ZONDER TRANEN [solo Suus]

Suus
Ik bouwde zandkastelen alsof er nooit een vloed zou komen
Volgde vlinders tot in hun allerstoutse dromen
Maakte wereldreizen op mijn sokken
Stilde nieuwsgierigheid met kattebrokken
Ik wilde dat er wezens woonde onder wortels van bomen

Maar opeens moet je
kauwgom zonder ballen
Fietsen zonder vallen
Stoelen zonder slingers
Eten zonder vingers
Lachen zonder tranen
Weten dat bananen
Krom zijn
vanwege zonlicht
en niet van geluk
Opeens is er als je valt
meer dan je knie stuk
Opeens volstaan appelvormig leer
En kusjes niet meer.

Ik stichte wereld vrede tussen onze kippen en de kat
Ik heb heel volhardend absoluut een nee-fase gehad
Ik heb taartjes van zand opgegeten
heb van het bestaan van de zee niet afgeweten
Ik danste door het leven als een jong en onbeschreven blad

Maar opeens moet je
kauwgom zonder ballen
Fietsen zonder vallen
Stoelen zonder slingers
Eten zonder vingers
Lachen zonder tranen
Weten dat bananen
Krom zijn
vanwege zonlicht
en niet van geluk
Opeens is er als je valt
meer dan je knie stuk
Opeens volstaan appelvormig leer
En kusjes niet meer.

Ergens ben ik over het leven gestruikeld
en volwassen opgestaan
Op een morgen werd ik wakker
en was met de lichtheid van het leven gedaan.

Maar waarom moet je
kauwgom zonder ballen
Fietsen zonder vallen
Stoelen zonder slingers
Eten zonder vingers
Lachen zonder tranen
Weten dat bananen
Krom zijn
vanwege zonlicht
en niet van geluk
Waarom is er als je valt
meer dan je knie stuk
Waarom volstaan appelvormig leer
En kusjes niet meer.

uit: De geheime tuin – M-Lab 2009. Muziek: Paul de Munnik
Lied 2 – Steen

Mevrouw van ’t Slot en Martha
[beginnen Marie aan te kleden. Alles gaat er hardhandig aan toe. Terwijl ze uitleggen hoe het moet – ‘die moet daar’ – wordt Marie het korset aangetrokken, haar haren stevig geborsteld en gevlochten, en als laatste worden de laarzen aangerijgd. Mevrouw van ’t Slot en Martha doen ieder een laars.]

Marie
[laat dit alles over haar heenkomen, en zingt]
Alles om me is van steen.
De muren
en de mensen.
En dat niet alleen
Alles om me is van steen.
De mensen
en de muren.
En dat niet alleen

Ook de kleren die ik aan moet
voelen als muren om me heen.
Alsof ik een kasteel ben
en me moet wapenen tegen iets.
En dat iets is het grote niets
dat hier door de gangen ruist.
Zoals de warme wind op Java door de bamboe suist
Zo is het de koudste kou die hier huist.

Alles om me is van steen.
De muren
en de mensen.
En dat niet alleen
Alles om me is van steen.
De mensen
en de muren.
En dat niet alleen

De regels die hier gelden
voelen als blokken aan mijn been
Alsof ik een standbeeld ben
alleen mag bewegen in de nacht
En de nacht heeft hier toverkracht
die angstaanjagend is en kil.
Zoals de mooie maan op Java steeds dansen wil,
zo houdt het ijzigste ijs hier alles stil.

Ik heb nog nooit zoveel stenen gezien
Ja, op een begraafplaats misschien,
Maar daar waren mensen en bloemen,
Ergens was een bijtje aan het zoemen,
Daar was liefde en gemis,
Misschien dat dat is wat het is,
Er hangt hier een groots groot gemis.

Alles om me is van steen
De muren
en de mensen
En dat niet alleen.
Alles om me is van steen
De mensen
en de muren

[Mevrouw van ’t Slot en Martha zijn ineens af]
[kijkt om zich heen]

Ik ben alleen.

4e scene

Martha
[komt weer op, met een bord pap. Zet Marie op een stoel en schotelt haar de pap voor]

Marie
Wat is dit?

Martha
[gaat door het haar werk, ruimt spullen op, trekt het bed recht]

Marie
Wat – is – dit?

Martha
Pap.

Marie
[vol afgrijzen] Pap?

Martha
Pap, ja pap. Gewoon pap. Pap.

Marie
Dit wil ik niet.

Martha
Je weet niet wat je mist.

Marie
Dit lust ik niet.

Martha
U kan het beter wèl lusten, als er iemand wat spek op d’r rammelende botjes kan gebruiken bent u het wel… En iets anders is er niet.

Marie
[neemt een hap]

Martha
En?

Marie
[vindt het vies, duwt het weg] Het smaakt naar karton…

Martha
Heeft u wel eens karton gegeten dan?

Marie
Nee, maar…

Martha
‘Jongedames horen niet te maren.’ Dat zegt Mevrouw van ’t Slot steeds. Ja, niet tegen mij hoor. [grinnikt] Nee, ik ben verre van een dame. Het heet niet voor niks dienst-meid. Moet je je voorstellen ‘dienst-dame’. [moet daar -zacht- om lachen]

Marie
[kijkt om zich heen] En nu?

Martha
Nu? Nu ga ik door met mijn werk. U kunt naar buiten gaan.

Marie
Naar buiten, in dit weer?

Martha
Toch prima weer. Het is droog. Dat is al heel wat.

Marie
Het is ijskoud.

Martha
Van spelen krijg je het vanzelf warm.

Marie
Spelen? Wat dan? Waarmee dan? Er is hier niks om mee te spelen…

Martha
[kijkt om zich heen] Ja, dat is wel zo. Wat deed u in Nederlands-Indië dan?

Marie
Niks. Het was veel te warm om iets te doen.

Martha
[ineens] Wacht, ik heb iets voor u. [zoekt] Het moet hier ergens zijn… [vindt het, blaast er tien jaar stof van af] Hier is het. Alsjeblieft.

Marie
[pakt het pakje aan, maar pakt het niet uit, kijkt er naar] Dank je wel…

Martha
Pak je het niet uit? Het is een cadeautje, hoor. Heb je nog nooit een cadeautje gekregen?

Marie
[schudt van nee]

Martha
Pak het maar uit. Kijk zo. [maakt een beginnetje]

Marie
[pakt het uit, er zit een springtouw in] Mooi. [stilte] Waar is het voor?

Martha
[roept uit] Waar is het voor?! Nou ja! Bedoel je dat je nog nooit een springtouw hebt gezien? Hebben ze daar geen springtouwen? Ze hebben wel tijgers en slangen en weet ik veel wat maar geen cadeautjes en springtouwen? Mooie boel. Geef hier, zal ik laten zien waar het voor is. [springt touwtje, gaat het soepel, stopt dan] Ik zou nog langer door kunnen gaan, ik heb wel eens de vijfduizend gehaald toen ik twaalf was.

Marie
[pakt het springtouw] Denk je dat ik dat ooit zou kunnen? [probeert, nog heel onhandig]

Martha
Gewoon blijven proberen. Je kan niet ineens de honderd halen, maar als je oefent kom je er steeds dichter bij. [content] Een springtouw is het beste dat je een kind kan geven, dat zegt mijn moeder altijd. En dus hebben Ben de tuinman en ik het gekocht voor… [bedenkt zich] Nou goed… [wil doorgaan met haar werk]

Marie
[scherp] Wie is Ben-de-tuinman? Is er een tuin? [kijkt naar buiten] Waar dan? Waar is die tuin dan? Ik zie alleen maar bomen en bomen en vanalles en weet ik veel wat, maar ik zie nergens een tuin.

Martha
[wenkt Marie, gecharmeerd diens nieuwsgierigheid] Kom eens hier, kun je een geheim bewaren?

Marie
[komt dichterbij, vindt het spannend] Ja…